Middeleeuwse dwangburchten van West-Friesland en Alkmaar |
[Home][Kaart][Introductie][English ][Burchten/kastelen chronologie][Overige objecten][Artikelen][Pre-Hollandse periode][Gegevens- en bronnen] |
[Terug naar inhoud artikelen] [Home] |
eerste helft van de 11eeeuw | Almere | (Lit. 35) |
1063 (kopie uit de 12e eeuw) | Alcmere | (Lit. 35) |
ca. 1300 | Alkemare, Alcmare, Alcmaere | (Stoke) (Lit. 43) |
1452 | Alcmair | (Lit. 35) |
De naam Alkmaar is een samenstelling van het oudnederlandse woord mere (=meer) of mare (=waterloop). Aangaande het woord alk bestaan er verschillende opvattingen. De huidige opvatting gaat uit van alk (=een vogelsoort) of het oude woord alke (=modder). In het laatste geval betekent het woord Alkmaar 'modderig water', dat duidt op een tegenstelling met het nabijgelegen scirmere (Schermer), dat 'het heldere water' betekent. Dit soort naamparen zijn in de toponymie niet ongewoon.
Andere verklaringen: alk zou afkomstig kunnen zijn van de germaanse woorden alha (=eland) of alha (=tempel).
1289 | Eimhborch, Einchborch, Enichborch | (Lit. 77a) |
14e eeuw | Eningheborch (de Beka) Enigeborch (kroniek van de 'Clerc') | (Lit. 35), (Lit. 19) |
Van Berkel en Samplonius refereren naar de woorden van een kroniekschrijver Johannis de Beka, dat de plaatsnaam Eenigenburg afkomstig is van de naam van het kasteel dat Floris V bouwde na zijn overwinning op de Westfriezen:
"...Dede grave Florens tymmeren iiii starke castele in Vrieslant, alse Medembliec, Eningheborch,......daer hi des onghetoemden volcs ingheborene onhoorsamheit mede temmen mochte...".
(Noot auteur: Feitelijk handelt dit over het kasteel Nuwendoorn)
,alsmede vertaalde passages van de kroniek van De Clerc uuten laghen landen bi der see:
"...Daerna als dat grote water weder inder zee gelopen was, tooch grave Florys daer derde werven, ende ordineerde daer te maken vier starke sloten, alse Medemleec, Enigeborch, Middelburch ende die Nyeburch, daer hi dat wrede volc haer ongehoirsamheit mede temde...".Op het eerste gezicht zou men de naam Eenigenburg kunnen verklaren als een samenstelling van de woorden 'enige' en 'burg'.
Het woord 'enig' zien wij ook in het Middelnederlands bijvoeglijk naamwoord enich (=waarvan geen tweede is) (Lit. 34)
of het Middelnederlandse werkwoord: eenigen (=samenvoegen) (Lit. 35).
Het woord 'burg' komen we ook tegen in de Middelnederlandse woorden borch,burch (=kasteel, versterking, versterkt huis, versterkte stad, citadel, fort) (Lit. 34), maar ook in het moderne woord 'burcht', met dezelfde betekenis.
Een andere mogelijke en meer plausibele verklaring voor de naam Eenigenburg (Eimhborch, Einchborch, Enichborch) zou zijn wortels hebben in het oud-Noors. Ee of ei betekent water en nigen (ningen, ninghen) betekent 'nabij'. Met andere woorden: 'de burcht bij het water' (destijds het water van de Zijpe). Hoewel 'burg' ook in de betekenis van 'berg' kan worden opgevat, duidend op een verhoging (terp).
ca. 1300 | tHoechoutwoude | (Stoke) (Lit. 43) |
1343 | Hogoutwoude | (Lit. 35) |
1639 | Hoochwoude | (Lit. 35) |
Volgens van Berkel, K. Samplonius zou de naam Hoogwoud een verbastering zijn. Van oorsprong zou de naam uitgebreider zijn geweest, zoiets als 'Hoog-oud-woud' dat 'het hoger gelegen oude, vochtige bos' betekent. De toevoeging 'hoog' zien we terug in de Middelnederlandse woorden 'ho' en 'hooch'. Zo ook de overige woorden: 'out' (=oud) en 'wout', 'woude' (=vochtig bos).
Een betere verklaring, in combinatie met een uitgebreide analyse vindt men in het artikel: 'Hoogwoud' van Bernd Ooijevaar. (Lit. 67)
9eeeuw | Medemolaca | (Lit. 41) |
914-948 (kopie uit de 11e eeuw) | Medemolaca | (Lit. 35) |
10eeeuw | Medemelacha | (Lit. 41) |
1118 (kopie uit de 12e eeuw) | Medemblec | (Lit. 35) |
ca. 1300 | Medemelc, Medemelic, Medemleke | (Stoke) (Lit. 43) |
1438-1444 | Medembliec | (Lit. 179) |
De naam Medemblik is van oorsprong samengesteld uit medeme (=middelste)(vergelijk het oudengelse woord medume) en laca (=waterloop, beek). Hierbij gaat men dus uit van een waterloop, die was gesitueerd tussen de Oterleek en de Oosterleek. De betreffende beek zou waarschijnlijk overeen kunnen komen met de huidige Kromme Leek. (Lit. 35)
D.P. Blok bediscussieert een aantal aspecten rond de naamgeving van Medemblik:
Hij refereert naar de opvatting dat de naam Medemelacha de naam van een water was en wel van 'de Leek in het midden': Middenleek. In het midden waarvan lag dat water? De gangbare opvatting (Schönberg) is dat de huidige Kromme Leek, overeenkomt met de toenmalige Middenleek. Helaas zijn aan weerskanten daarvan geen watertjes te vinden. Wel bestaat er naamkundig materiaal. Zo bestaan de namen Oterleek en Overleek. Blok hanteert de hypothese van drie watertjes: een 'Uiterleek' (=Oterleek), een 'Middenleek' (=Medemblik) en een Overleek. De Overleek zou dan gelijk te stellen zijn met de huidige Kromme Leek. Deze Kromme Leek stroomde waarschijnlijk bij Wervershoof en niét bij Medemblik. De Middenleek was misschien een water dat vanuit de Wijmers naar zee liep. De Uiterleek is door de grote geografische veranderingen niet meer terug te vinden. (Lit. 41)
Archeologische onderzoek in de 60-er, 70-er en 80-er jaren leidde tot vondsten van nederzettingen uit de 8e tot 9e eeuw. Deze trof men aan in het oudste stadsgedeelte (bij de voormalige Oude Haven) van Medemblik. Deze voormalige Oude Haven (het water zelf bestaat niet meer) zou de rudementaire overblijfsel zijn geweest van de 'Middenleek'. (Lit. 33c)
ca. 1300 | Middelborch | (Stoke) (Lit. 43) |
14e eeuw | Middelburch | (de Beka) (Lit. 19) |
De naam van het kasteel de Middelburg is van oorsprong opgebouwd uit de Middelnederlandse woorden middel (= het midden, midden, middelpunt) en borch. Het woord middel was, zoals in het tegenwoordige nederlands, bekend als eerste lid van samenstelling, maar ook afzonderlijk zelfstandig naamwoord.
Het woord burg komen we ook tegen in de Middelnederlandse woorden borch,burch (=kasteel, versterking, versterkt huis, versterkte stad, citadel, fort) , maar ook in het moderne woord burcht, met dezelfde betekenis. (Lit. 34).
De de betreffende naam van dit kleine kasteel is waarschijnlijk afgeleid van het feit dat het was gepositioneerd tussen twee andere kastelen, namelijk de Nieuwburg (op de Vroner Geest, bij Oudorp) en de Torenburg (Alkmaar).
ca. eind 1300 | Nuweborch, Niwerborghe | (Stoke) (Lit. 43) |
14e eeuw | Nyenburch | (de Beka) (Lit. 19) |
De naam van de betreffende dwangburcht is een samenstelling van de Middelnederlands woorden nie of nuwe (=nieuw, pas gemaakt, pas verschenen) en borch.
Het woord burg komen we ook tegen in de Middelnederlandse woorden borch,burch (=kasteel, versterking, versterkt huis, versterkte stad, citadel, fort) , maar ook in het moderne woord burcht, met dezelfde betekenis. (Lit. 34).
Groesbeek suggereert dat de naam Nijenburg (Nieuwburg) het gevolg is van het feit dat er ook een 'oude burg' heeft bestaan. Hij refereert naar een "Oudeburg", bij zowel Heiloo als Bergen.
Ook voordát Willem II en zijn zoon, Floris V, zich hiermee gingen bezighouden, bestonden veel vestingen/burchten in deze streek, om een verdediging tegen de Westfriezen op te werpen! (Lit. 5)
Het zou naar mijn opinie mogelijk kunnen zijn dat de naam 'Nieuwburg' het gevolg is van het feit dat het kasteel een "nieuw-gebouwde" fortificatie was, ter vervanging of ondersteuning van de oudere kastelen (bijvoorbeeld de Torenburg).
ca. 1300 | Nuwendoren, Niwendueren | (Stoke) (Lit. 43) |
vanouds tot op heden | Nieuwe Deuren | (Lit. 17) |
De naam van dit kasteel is een samenstelling van de Middelnederlands woord nie of nuwe (=nieuw, pas gemaakt, pas verschenen) en het woord doren, dueren of dore.
Vanwege de uitgebreide bespreking is er een apart artikel over de naam Nuwendoorn op deze website.
Eerste helft van de 11e eeuw | Aldenthorf | (Lit. 35) |
1289 | Outdorpe | (Lit. 35) |
1343 | Outorp | (Lit. 35) |
De naam van het plaatsje Oudorp is een samenstelling van 'oud', een woord dat we in het Middelnederlands tegenkomen als: 'out', en in het oudsaksisch als: 'ald', alsmede het woord 'dorp' (=dochternederzetting). Dit laatste zien we ook in het Middelnederlands terug als 'dorp' (= akker, hoeve, dorp) en als 'thorp' in het oudsaksisch.
(Volgens anderen komt het woord 'oud' of 'ald' voort uit een persoonsnaam, zoals 'Aldo'.)
ca. 1300 | Rabboude, Rabbout | (Stoke) (Lit. 43) |
Redbad | Fries | |
Radbodus | Latijn |
Het kasteel van Medemblik staat beter bekend als Kasteel Radboud. Deze naam is gebaseerd op het verhaal dat het oorspronkelijke kasteel zou zijn gesticht door de legendarische Friese Koning Radboud (648-719), waarna Floris V op de overblijfselen hiervan het huidige kasteel bouwde. De bron hiervan is het werk van Cornelis Aurelius, dat bekend staat als de Divisiekroniek, welke in 1517 in Leiden is gedrukt (Lit. 47).
Zie voor meer informatie over dit onderwerp: Legenden en mythen omtrent het Medemblikker slot
In ieder geval heeft, sinds de 19e eeuw, de naam Kasteel Radboud hardnekkig, tot op heden, standgehouden. Toch bestaat er geen wetenschappelijk bewijs van enige connectie tussen het kasteel en koning Radboud.
Vanaf de 10e eeuw was Medemolaca, economisch gezien, een belangrijke stad was. Het is bekend dat er een 'Munt' was en een tol-heffing: twee belangrijke activiteiten die het zouden rechtvaardigen om een versterkt huis of een ander soort versterking te bouwen. Zelfs misschien op het terrein van het tegenwoordige kasteel. Tijdens de laaste renovatiewerkzaamheden (1964/1965) heeft men geen resten van dit 'oorspronkelijke kasteel' gevonden. (Lit. 5)
eind 11eeeuw (kopie 1420) | Scagha | (Lit. 35) |
1125-1150 (kopie 1420) | Scagon | (Lit. 35) |
ca. 1180 | Scagen | (Lit. 35) |
Op zoek naar de verklaring van de naam van Schagen komen we verschillende betekenissen tegen. Een wat oudere verklaring luidt dat de naam Scagha een connectie heeft met het woord 'scheg', (=uitspringende kin, kleine kiel), waarbij tevens een vergelijking is te trekken met het oudnoorse woord oudnoorse woord 'skagi' (=uitspringende landpunt) (Lit. 35).
Ook in het etymologisch woordenboek van de Vries komen we dit soort betekenissen voor het woord 'scheg' tegen:
Een andere verklaring die wij tegenkomen (Lit. 35) is de mogelijkheid dat naam 'Scagha' identiek is met het oudnederlandse woord 'scaga' (=bosje). Vergelijkbaar met het oudengelse woord 'sceaga'. De naam Scagha zou dus ook ontleend kunnen zijn aan de betekenis: 'bij het bos(je)'.
De naam Scagha komt voor het eerst voor in bronnen van voor 989, duidend op zes hoeven, die zijn overgemaakt aan de abdij van Egmond. De theorie dat er een permanente nederzetting was vanaf de 10e eeuw, wordt bevestigd door de aanwezigheid van een aantal belangrijke woonheuvels in en rond Schagen.
ca. 1300 | Tornenborch | (Stoke)(Lit. 43) |
1358 | Torenburch | (Lit.9) |
1457 | Thorenburg | (Lit.5) |
De naam van het kasteel de Torenburg is een naam dat voor zichzelf spreekt. Een samenstelling uit de oorspronkelijke Middelnederlandse woorden 'torn' (of 'toren') en 'borch' (of 'burch')(=burcht, kasteel, versterking, versterkt huis, versterkte stad, citadel, fort).
Hoe de Torenburg aan zijn naam kwam is niet bekend. Er zijn bepaalde aanwijzingen dat er ooit op de plek van dit kasteel een oude versterking stond. Deze versterking, die zou bestaan uit een stevige ronde toren, werd door graaf Willem II in 1250 hergebouwd (of verbouwd) tot een meer moderner kasteel met een vierkant grondplan, met op elke hoek een toren. Deze informatie is echter grotendeels twijfelachtig omdat het deels is ontrokken vanuit een niet te bevestigen bron uit 1617. (Lit. 5)(Lit. 9)
ca. 1300 | Widenisse | (Stoke)(Lit. 43) |
1344 | Wijdenesse | (Lit. 35) |
1396 | Widenesse | (Lit. 35) |
Wijdenes betekent letterlijk: 'de wijde nes'. Wijd in de betekenis van ruim, breed, uitgebreid, uitgestrekt.
Nes: buitendijks land, vaak door aanslibbing gevormd.
In het Middelnederlands kende men de woorden: 'nesse', 'nes' (=stuk land van een bepaalde vorm, landtong). De vorm 'nisse' komt veel voor in plaatsnamen, bv. Spijkenisse en Scherpenisse.
De oorsprong van het woord wijd, vinden we in diverse vormen. In het Middelnederlands: 'wijt', oudsaksisch, oudfries en oudengels: 'wid' (= wijd, ruim, uitgebreid).
Geraadpleegde bronnen en literatuur:
(Lit. 5, J.W. Groesbeek, p. 205, 294)
(Lit. 9, E.H.P. Cordfunke, p. 140)
(Lit. 17, D.P. van Wigcheren, p. 5)
(Lit. 19, P. Noordeloos, p. 133-147)
(Lit. 33c, J.C. Besteman, p. 13-35)
(Lit. 34, J. de Vries, naslag)
(Lit. 35, G. van Berkel, K. Samplonius, naslag)
(Lit. 41, D.P. Blok, p. 18-23)
(Lit. 43, Brill, Rijmkroniek van Melis Stoke. Deel 1, boek IV 217, 218, 235-237. Deel 2, boek V 69, 40, 52)
(Lit. 47, G. Ros-de Korte, p. 3,4)
(Lit. 67, B. Ooijevaar, p. 41-43)
(Lit. 77a, J.G. Kruisheer, IV, akte nr. 2379, 2380)
(Lit. 179, B.G. Dijkhuis; p.7-16)