Middeleeuwse dwangburchten van West-Friesland en Alkmaar |
[Home][Kaart][Introductie][English ][Burchten/kastelen chronologie][Overige objecten][Artikelen][Pre-Hollandse periode][Gegevens- en bronnen] |
[Terug naar inhoud chronologie] [Home] |
De kasteleins (slotvoogden) van het kasteel en andere betrokken gezagsdragers:
Ondertussen zijn er meer inzichten gekomen over welk gebied de kasteleins van het kasteel van Medemblik zeggenschap hadden. Dit was niet louter het geval van het kasteel zelf, maar een behoorlijk complex, waarvan kan worden gezegd dat ze tot het grafelijk domein behoorden. De onderdelen zijn grofweg in te delen als:
De wal van de Hofweide werd in 1573 opgehoogd om als onderdeel van de eerste stadsomwalling te dienen. Om het uitgebreide verslag over dit onderwerp te lezen, verwijs ik naar de volgende link op deze website, een publicatie van auteur in pdf-formaat (2020): An den slote tot Medebliec (3). Over de omgevingscontext van het kasteel.(Lit.217)
Theoretische plattegrond 15de eeuw. | Theoretische plattegrond 16de eeuw. | Plattegrond over het huidige kadastrale grondplan. |
De hertog Albrecht van Saksen (1443-1500), was militair dienstbaar aan Maximiliaan van Oostenrijk (1459-1519), die op zijn beurt het regentschap over zijn minderjarige zoon Filips de Schone in het Bourgondische Holland had. Maximiliaan gaf Albrecht als beloning voor zijn hulp, de heerschappij over Friesland aan de overkant van de Zuiderzee, alwaar hij strijd tegen opstandige Friezen leverde. Albrecht was tevens kastelein van het Medemblikker kasteel. Het dijkgraafschap bleef bij de Habsburgse grafelijkheid.
Het dijkbeheer was onder Maximiliaan sterk verwaarloosd in een periode van veel repressie, waaronder de maatregelen tegen het Kaas-en Brood-volk (1491-1492). Naar aanleiding van een dijkdoorbraak op 16 oktober 1502 verzochten de ingelanden van oostelijk West-Friesland (Vier Noorderkoggen en Drechterland) aan Maximiliaans zoon, graaf Filips om een betere regeling, waarbij een eigen dijkgraaf en heemraden werden aangesteld. Op 14 februari 1503 (1502, paasrekening) werd Dirick van Almonde door graaf Filips tot dijkgraaf aangesteld. Vanaf 1507 werd Margaretha van Oostenrijk, dochter van Maximiliaan aangesteld tot landvoogdes van de Nederlanden. In 1508 was een zekere Thiman van Waveren op het idee gekomen dat hij beter de functie van dijkgraaf kon bekleden, omdat van Almonde niet aan de vereiste voorwaarden voldeed voor wat betreft zijn residentie buiten zijn werkgebied, namelijk zijn woonplaats Haarlem, waar hij in 1507 schout was geworden.
Dit leidde tot het afzetten van Dirick van Almonde, waarna Thiman zijn plaats innam.
Hiermee nam van Almonde geen genoegen, hetgeen tot een juridisch gevecht voor de Grote Raad leidde. De uitspraak was op 28 september 1509 met een dubbele uitspraak dat van Waverens klacht gegrond werd verklaard en dat van Almonde in zijn functie, tijdelijk werd herbenoemd. Dirick werd daarbij verplicht om in Medemblik residentie te houden. (Lit. 178).
Op 6 mei 1511 werd Rychaert Matthijsz. tot dijkgraaf gekozen, uit voordracht van drie personen. (Lit. 174)
In 1515 verkreeg Joost van Buren de functie van kastelein en dijkgraaf van Medemblik, in erfpacht tot 1518. (Lit. 174). Karel V herriep in 1518 dit erfpacht, 'wegens slechte begeving'. Benoeming vindt vanaf dat moment rechtstreeks plaats. (Lit. 174)
Fantasietekening van Grote Pier, Friese legeraanvoerder van de Friese en Gelderse troepen. (Leeuwarden, Fries Museum) | Een gedeelte van de inwoners van de stad vluchtten naar het kasteel. De slotvoogd wist de overvallers buiten de poort en de muren van het kasteel te houden. (Tekening: Jantine Leeflang, 2000) |
Voor meer informatie over Grote Pier, verwijs ik naar de twee artikelen op deze website: Grote Pier en de Arumer Zwarte Hoop in 1517. Een verslag uit Hollandse en Friese historische bronnen en Grote Pier. Een historisch relaas over een Fries krijgsheer.
Uit de volgende documenten blijkt dat men vanuit verschillende instanties toestemming werd verkregen om geld in te zamelen om de kerk van Medemblik te herbouwen, die tijdens de aanval van Grote Pier is verwoest (ontleend aan Lit. 176):
1520 (Febr. 7). Philippus van Bourgondië, bisschop van Utrecht, geeft aan de rectoren der afgebrande kerk te Medemblik verlof aalmoezen te verzamelen in Holland, Waterland en Zeeland. Wanneer echter de questierders van den Dom met hun werk bezig zijn, is het aan die van Medemblik verboden. De bisschop geeft 40 dagen aflaat aan allen, die bijdragen schenken. (Origineel charter: Archief van de Dom, nr. 2394, tegenwordig: Utrechts Archief; toegangsnummer 216, Domkapittel Utrecht, inventarisnr. 496-1)
1520 (Juni 15). Keizer Karel V vergunt den kerkmeesters van de St. Maartenskerk te Medemblik, giften in te zamelen tot wederopbouw van deze kerk, welke in den oorlog met de Gelderschen en Friezen verbrand was. (Origineel charter: Archief van de Dom, nr. 2402, tegenwoordig: Utrechts Archief; toegangsnummer 216, Domkapittel Utrecht, inventarisnr. 496-2):
Kaerle, bij der gracie Gods, gekozen Roomschconinck, toecomende keyser, etc ... . saluyt ende dilectie.
Wij hebben ontfaen die oitmoedige supplicatie van den kerckmeesters van der armer verbrander kercken van onser stede van Medemblick in onsen lande van Hollant, inhoudende hoe dat omtrent drie jaeren geleden, doen onse voirsz. stede van Medemblick van den Gheldersschen ende Vriesen onsen vianden verbrant ende overloopen was, dieselve kercke die gefondeert is ter eeren van sinte Martin oick geheelyck ende al verbrant ende gedestrueert is geweest alsoe, dat aldaer die glasen veynsteren, kelcken noch ornamenten en zijn gebleven ende de clocken gesmolten ende bedorven, mits denwelcken den goidsdienst aldair achtergelaten werdt te doen, ende hoewel zij supplianten oic sindert ende alnoch groote begheerte hebben, om de voirsz. kercke wederom op te maken om den godsdienst dairinne dagelicx te doene soe men te voeren plach, nyetmin en is hen tselve nyet mogelick, te doene, sonder te hebben de aelmoessen, hulpe, bystant, ende caritate van den goeden kerstenen lieden onsen ondersaten. Oick en souden zij dat nyet willen noch dorren doen, mits den verboden van onsen wegen gedaen aengaende den loop van den questen, sonder te hebben onsen oirlof ende consent in desen, dus omme deselve zeer oitmoedelick biddende. Soe eyst, dat wij de saken voirscreven overgemerct, begheerende de restauratie van der voirsz. kercken ende donderhoudt van den godsdienste ten eynde dat wij deelachtich mogen werden der gebeden ende duechdelyke wercken die in derselver kercken gedaen sullen werden, denselven supplianten genegen wesende tot huerer bede ende supplicatien, hebben geoctroyert, geconsenteert ende geaccordeert, octroyeren, consenteren ende accorderen, hen gevende oirlof vuyt zonderlinge gratien ende by desen onsen tegenwoirdigen brieve, dat nyettegenstaende den offensen ende verboden voirscreven zij, oft huere procureurs, facteurs, oft boden ende een yegelyck van hen van nu voirtan duerende den tyt ende termijn van seven jaire naistcomende te rekenen van op huden date van desen onsen brieve, sullen mogen gaen ende converseren over al onsen landen ende heerlicheden, om te doen huere queste ende te vermanen den goeden luyden te doene huere aelmoessen, bystant ende caritate. Exhorteren, bidden ende versoucken daeromme an u ende een yegelycke van u, dat ghij hueren procureurs, facteurs oft boden, als zij by u kommen ende addresseren sullen te desen fyne ende bringende desen tegenwoirdigen brief, vidimus oft copie auctentyck dairaf, hen deelen wilt uwe aelmoessen, ende doen uwe caritate van den goeden die u God heeft gegeven ende verleent, een yegelyck van u naer zijn devotie ende faculteyt, doende commutacie ende veranderinge van uwen weerlycken ende verganckeliken goeden in een tresoir des eeuwichs goets in der onverganckelyker glorien.
Ende bevelen ende lasten u onsen officiers ende ondersaten, dat ghij den procureurs, facteurs ende boden van den voirsz, supplianten, dewelcke wy mitgaders hueren goede, gout, silver, ende allen anderen dingen genomen ende gestelt hebben, nemen ende stellen bij desen in onsen protectien, beschermenissen ende sauvegarde hen ende een yegelyck van hen, doet ende laet paisivelick gaen, commen ende blyven in allen onsen voirsz. landen, aldair sy sullen hebben te besoingneren, om te doen huere queste den voirsz. tijt geduerende, ende doet hen alle soetichede, faveur ende gonst u doenlick wesende. Dese teghewoirdige brieven naer djair gheexpireert zynde nyet meer doghende. Ghegeven in onser stadt van Bruessel den vyftiensten dach van Junii int jair ons Heeren duysent vyfhondert ende twintich ende van onsen rycken te weten van den Romsschen teerste ende van Castillen etc. tvijfste.
Bij den Conynck in synen raede.
(Transcriptie door Keldermans)
1521 (Febr. 7). Bisschop Philippus van Bourgondië geeft aan de questierders der afgebrande kerk te Medeniblik verlof aalmoezen in te zamelen in Holland, Braband, Zeeland, Vlaanderen, Friesland, Gelderland en in de geheele diocese 't.Sticht. (Origineel charter: Archief van de Dom, nr. 2408, tegenwoordig: Utrechts Archief; toegangsnummer 216, Domkapittel Utrecht, inventarisnr. 496-3)
1521 (Mei 29). Burgemeesters, kerkmeesters, schepenen en raden van Medemblik machtigen Alexander Clerck om als commissarius van de verbrande kerk aalmoezen te vragen in alle landen van de Kon. Majest. en in het Sticht. (Origineel charter: Archief van de Dom, nr. 2410, tegenwoordig: Utrechts Archief; toegangsnummer 216, Domkapittel Utrecht, inventarisnr. 496-4)
1554 Jan van der Vecht, kastelein en schout van Medemblik, werd in 1554 wegens doodslag in de Voorpoort in Den Haag in hechtenis genomen. Op 21 mei werd in hetzelfde jaar Cornelis van Rijswijck tot kastelein beëdigd.2
In het Noord-Hollands Archief ligt een document uit 1554, dat een overgeschreven inventarisbeschrijving van het kasteel van Medemblik is, dat zeker in verband stond met de benoeming van Cornelis van Rijswijck tot kastelein, werd opgesteld. Dit document is getiteld 'Medemblyck geinventarieert in Julio LIIII'.
Dit geweldige manuscript, dat op de vooravond van de tachtigjarige oorlog (1568-1648) is geschreven, korten we voor het gemak af tot 'Inventarys'. Dit document is een kopie/afschrift met veel interessante informatie met betrekking tot de geschiedenis van het kasteel. Naast een inventaris van meubilair, wapens en munitie, lezen we eveneens de naamgeving en functionaliteit van de diverse ruimten en torens van het kasteel. Over de dit document is een aparte pagina op deze website opgenomen.
In de middeleeuwen, en ook daarna, waren de meeste huizen in Noord-Holland grotendeels van hout. De slappe veenbodem was niet geschikt voor zwaardere steenbouw. Deze anonieme afbeelding toont de grote brand in De Rijp van 1654. Het geeft een idee in welke mate de brand in Medemblik, in 1517, woedde. (De Rijp, Museum In 't Houten Huis) |
Het is opvallend dat de 'Beeldenstorm' van 1566 Medemblik voorbij is gegaan. Op 20 april 1572 werd een krijgsheer van Willem I van Oranje, de geuzenleider Diederik van Sonoy, tot gouverneur van het 'Noord-Holland en Waterland' benoemd, hieronder vielen ook de steden van West-Friesland Enkhuizen, Hoorn en Medemblik. Een van Sonoys belangrijkste opdrachten was om de steden en dorpen van de regio los te maken van de Spaanse overheersers.
Het was de stad Enkhuizen die zich op 21 mei 1572 zich als eerste van het Spaanse gezag onttrok en aan Prins Willem I van Oranje trouw zweerden (Lit. 102a)(Lit. 238).
Medemblik volgde daarna onder dwang, waarbij de stad en het kasteel rond 11 juni 1572 op de proef werden gesteld, doordat twee compagnieën geuzen en twee compagnieën prinsgezinde soldaten uit Enkhuizen, onder leiding van Jacob Cabeliau, Nicolaas Ruychaver en Jacob Dirksz. Brouwer, de stad wilden binnenkomen. In eerste instantie verbood de kastelein Cornelis van Rijswijk de toegang tot de stad, doch enkele dagen later besloten de Enkhuizers de stad via de oost- en westzijde de stad binnen te dringen.
De kastelein als belangrijke vertegenwoordiger van de Spaanse koning, dacht de aanval met de schutters uit de stad wel te kunnen weerstaan, maar waren gedwongen om op de vlucht te slaan en zich op het kasteel te kunnen verdedigen.
Vervolgens trok de Enkhuizer krijgsmacht op naar het kasteel. Echter niet alleen, tijdens hun tocht naar het slot dreven zij de vrouwen en kinderen als een levend schild voor de aanvallende troepen uit, en met succes. Doordat de belegerden in het kasteel niets konden uitrichten omdat hun familie de voorhoede vormde van de troepen, viel het kasteel zonder slag of stoot. Het stadsbestuur en de slotvoogd werden zo ervan overtuigd dat het beter zou zijn om de zijde van Oranje te kiezen (Lit. 175).
Spoedig daarna volgde ook de omslag, naar Prins van Oranje, van de stad Hoorn (18 juni), Alkmaar (28 juni), maar ook Edam, Monnikendam en Purmerend (Lit. 102a).
Uit angst voor represailles door de geuzen, ongetwijfeld mede vanwege de wreedheden die zij in Den Briel uitrichtten, zijn veel katholieke Medemblikkers naar het nog Spaansgezinde Amsterdam gevlucht. Daarbij waren veel notabele Medemblikkers bij, zoals Wigger Allertsz., de dijkgraaf, meester Cornelis Jansz., meester Jacob Luytges, notaris Jan Woutersz., pastoor Cristoffel Fransz., de koster Maerten Claesz. en vele anderen. Hun bezittingen zijn 1573 geïnventariseerd. Zo had Wigger Allertsz. zeer veel onroerend goed aan de Oude Haven, de Dam en de Bangert in bezit.3
Een belangrijke bijkomstigheid hierbij was, dat Cornelis van Rijswijck standvastig bleef aan zijn trouw aan de Prins van Oranje. Tevergeefs probeerde de Spaanse admiraal Bossu in 1573, kennelijk overtuigd van een toekomstige overwinning, de kastelein te paaien om zich weer bij de Spaanse overheersers aan te sluiten. Om zich in te dekken meldde Cornelis van Rijswijk dit voorval aan de gouverneur Diederik van Sonoy.
Diederic Sonoy (1529-1597), 'Didrich Sonoy Gouverneur van Noort Hollant en Waterlant'. (Regionaal Archief Alkmaar, PR 1001846). | Jacob Cabeliau (Rijksmuseum, Amsterdam, RP-P-OB-79.182, uitsnede) | Jacob Dirkz. Brouwer (Bron: Lit. 237, p.120b) | Nicolaas Ruychaver (Rijksmuseum, Amsterdam, RP-P-1894-A-1852) |
Vrouwen en kinderen werden als levend schild voor de poort van het kasteel gezet. Illustratie uit 'Huwelykx Weegh-Schael' van Jan Jansz Deutel (Hoorn, 1641) |
De Slag op de Zuiderzee en de verovering van het vlaggenschip de 'Inquisitie'. (Uitsnede van een aquarel van Jan Luyken (1683). Rijksmuseum Amsterdam RP-P-1896-A-19368-395, ingekleurde versie). |
Overigens werd na de Zuiderzeeslag een groot aantal gevangenen gemaakt, van verschillende nationaliteiten. Deze werden verspreid over de steden van het Noorderkwartier, waaronder ook de stad Medemblik. Er werden in december 1573, 13 wagens met gevangenen, soldaten een bootgezellen van het Spaanse vlaggenschip de 'Inquisitie', vanuit Hoorn naar Medemblik gebracht. De gewonden werden door chirurgijns verzorgd. Medemblikkers werden betaald voor de levering van diverse levensmiddelen. Het is onwaarschijnlijk dat vanwege het grote aantal, alle gevangenen naar het kasteel werden gebracht. In het kasteel zaten verder nog een paar mannen, bemanningsleden van de boot van 'Schuylenburch' (Lit. 115).
Anonieme tekening, ca. 1600), uitsnede: 'Beleghering der stadt Medenblick----Anno 1588'. De stad Medemblik tijdens de belegering door Maurits. Op de kaart is de gehele omsingelde stad te zien. (Amsterdam, Rijksmuseum, obj. nr.: RP-T-00-3602).) |
Sonoy werd naar Overijssel gestuurd, waarna men onder Johan van Oldebarnevelt het kasteel probeerde in te nemen. Hetgeen mislukte. Bij terugkeer van de graaf van Leicester in hetzelfde jaar, werd hij groots in Medemblik onthaald. In hetzelfde jaar nog, werd de graaf opnieuw naar Engeland teruggeroepen, terwijl Sonoy hem trouw bleef. De Raad van State probeerde door middel van een bemiddelingspoging Sonoy op andere gedachten te brengen. Dit mocht niet baten. Reden genoeg voor Maurits om op 27 februari 1588 de stad Medemblik en het kasteel te belegeren. Dit beleg duurde zeven weken, waarna Sonoy op 29 april 1588 tot overgave werde gedwongen.
Toen gebeurde het onvermijdelijke; de graaf van Leicester deed afstand van zijn landvoogdschap in de Nederlanden, zodat Sonoy ontslagen werd van zijn eed. Omdat men vond dat Sonoy niet onrechtmatig had gehandeld, mocht Diederik van Sonoy slotvoogd blijven.
Toch waren de Medemblikkers kwaad, ze zagen de capitulatie voor prins Maurits als een nederlaag. Sonoy werd vaak bedreigd en zelfs gemolesteerd, zodat hij genoodzaakt was om aan Maurits bescherming te vragen. In 1588 werd Diederik van zijn functies ontheven (Lit. 209, 3 en 14 juli 1588). Zijn opvolger als gouverneur van Holland en West-Friesland werd jr. Willem van Dorp (Lit. 209, 16 april 1588). Willem van Dorp sneuvelde echter in Steenwijk in 1592.(Lit. 135c)
In 1593 kreeg Sonoy eervol ontslag uit staatsdienst met een pensioen van 1000 gulden per jaar, verbleef nog enige tijd in Engeland en trok zich uiteindelijk terug op een kasteel in Groningen, waar hij in 1597 stierf.
[Zie ook het artikel: De daden en misdaden van Diederik van Sonoy. Gouverneur van Noord-Holland en West-Friesland tijdens de Tachtigjarige oorlog.]
Het kasteleinschap werd onder beperkingen toegekend aan jr. Hartog van Rijswijk (Lit. 209, 14 september 1597). Deze vertrok in 1606, nadat de slotvoogdij werd opgeheven en het kasteel aan de stad Medemblik werd overgedragen (zie aldaar).
Diverse kanonskogel, de meesten van steen, die tijdens baggerwerkzaamheden uit de slotgracht van het kasteel van Medemblik is opgevist en aan de dijk bij het slot zijn gevonden. De kleine kogels zijn musketkogels. Het is aannemelijk dat deze collectie een erfenis is van de slag in 1588. (Foto links: Bernd Ooijevaar)(Foto rechts: Ben Dijkhuis in het stadsmuseum in Medemblik) |
Omdat men al 1573 overging tot het verbeteren en verhogen van de stadswallen, verloor het kasteel zijn functie als verdedigingswerk. Reeds op 5 december 1578 werd door de Staten van Holland en Westvriesland het besluit genomen om het kasteel te ontmantelen. De werkelijke sloop vond echter pas in 1591 plaats. Hiervoor werden de noordelijke muren en torens gesloopt. 4
In 1598 werden omvangrijke herstelwerkzaamheden verricht onder leiding van Gelle Adriaens Wijnes, dijkgraaf van de Vier Noorder Koggen. Hij gaf 122 pond, 1 schelling en 9 penningen uit aan de herstellingen in de functie van 'fabrieksmeester van des grafelijkheids huis te Medemblik'. (Lit. 5) 5
In ieder geval ging de sloop van de noordelijke muren en torens (de zijde van het slot, die naar de stad was toegekeerd) gepaard met veel baldadigheid en verwaarlozing, waarbij zowel Sonoy als van Rijswijk verantwoordelijk werden gesteld. In een verzoekschrift, waarop de Staten van Holland in 1608 met een beschikking kwam om het kasteel over te dragen aan de stad Medemblik, beklaagden de burgemeesters zich over de sloop en de gevolgen van de leegstand na 1606 (Lit. 92)(Lit. 211):
"...tumultuoselijck te samen lopende eenige toorens ende middelmuyren van [het kasteel] responderende opte stadt, omver te halen, zoodat het slot sedert niet anders was, dan een open huizinge sonder enige sterkte.."
"..dat het gebouw bijna twee jaren lang leeg en onbewoond staat. Dat in dien tijd, zoo door onweder als bij geboufte, groote schade daer aen gedaen is, in glasen vensters, deuren, aen den dack ende andersints, ende meerder een oude ruyne dan een bequame woninge gelijck is, jae geschapen geheellijcken ter vervallen. Immers sal sonder groote costen nyet weder bequaem gemaect connen werden, omme eerlijck te bewonen, nyet tegenstaande binnen drie jaren omtrent acht hondert guldens, op eene tijt teffens, daer aen te costen geleyt sijn geweest. Ende consideren [burgemeesters] indient vergaet, dattet jammer soude sijn alsoo t'een antiquiteyt ofte oudt huys is.."
Voetnoten:
1. Er wordt aangenomen dat Sonoy tot maart 1593, het jaar van zijn eervol ontslag, in het kasteel heeft gewoond.(Lit. 135b)(Lit. 5). De reden hiervan zou zijn dat Sonoy op het kasteel een voorraad aan ammunitie en goederen in eigendom had, waarover hij moest waken. (Lit. 209, 14 juli)
2. Nationaal Archief; NL-HaNA-3.03.01.01; Achief Memorialen van Holland, inv. nr. 35; Vierde memoriaal van Dam. Cornelis van Rijswijk werd op 21 mei beëdigd tot kastelein en schout van Medemblik (memoriaal fol. 213/214, beschadigde bladen). In de tussentijd werd de dijkgraaf van Medemblik Wigger Allertzoon als vervangend kastelein aangesteld op 14 april 1554 (memoriaal fol. 200v).
Volgens de Inventaris Collectie Groesbeek is de (summiere) bronvermelding: 1554-05-20; R.A.H. (nu Noord-Hollands Archief NHA) Coll Aanw 257 (vervallen toegang) fol 497/Mem Hof van Holland. https://www.collectiegroesbeek.nl. "Daar Jan van der Velde, casteleyn en schout van Medemblik, wegens een doodslag op de Voorpoort in den Hage in hechtenis zit, wordt bij provisie Cornelis van Ryswijck de waarneming van deze ambten opgedragen.". Groesbeek had echter de naam van deze Jan, de in detentie verkerende kastelein abusievelijk verkeerd gelezen ('Jan van der Velde'), dat moet zijn Jan van der Vecht.
3.Westfries Archief Hoorn; WFA 715-01; Oud Archief van de stad Medemblik; inventarisnr. 27 Krijgszaken; bergnr. 1478; Stukken betreffende de beroeringen, 1571 tot 1575, 1588; fol./pag. 18-20; pagina's 18-21'.
4. De staten van Holland hebben reeds in 1578 toestemming gegeven voor de ontmanteling. Pas in 1591 werd dit geëffectueerd blijkens een post in de besluiten van het stadbestuur van Medemblik: Westfries Archief, Hoorn (WFA); Oud archief Medemblik, toegangsnr. 0715-1; inventarisnr. 10, fol. 23 (1 augustus 1591).
In 1592 werd besloten om de stenen te gebruiken voor het maken van een stadspoort (Oosterpoort): idem, fol. 24v. (2 april 1592).
Deze sloop kreeg nog een staartje. Mogelijk vanwege instabiliteit, na het weghalen van noordmuren, dreigde een deel van de noordoostelijke hoektoren ('Monnikentoren') deels in te storten, daarom werd in 1594 een deel van deze toren verwijderd (met dank aan Peter Swart voor de tip): WFA; 0715-01, inventarisnr. 662 (thesauriersrekening Medemblik 1594).
5."Gelle Adriaens Wynes, dijkgraaf van de Vier Noorder Coggen, als fabriekmeester van het grafelijk huis te Medemblik: van de reparaties door hem in 1598 aan dit huis gedaan, 122 £ 1 sc 9d". Bron: Nationaal Archief, Grafelijkheids Rekenkamer, NL-HaNA-3.01.27.02, inventarisnr. 1022, fol. 245r (Kennemerland en West-Friesland, rekening van Johan Colterman 1598). De Inventaris Collectie Groesbeek geeft een verouderde bronvermelding op. Zie: https://www.collectiegroesbeek.nl. De abusievelijke bron is aldaar: Rek Rentmeester Kennemerland 979 fol. 245.
We zien op de kaart van Paulus Utenwael (1599), dat de zuidelijke weermuur is verwijderd, maar is duidelijker te zien op de kaart van Boxhorn (1632). Het kan zomaar zijn dat het een onderdeel van de werkzaamheden is geweest, waar dijkgraaf Gelle Adriaens Wijnes opdracht voor heeft gegeven. In de documenten van voetnoot 2, wordt niet gesproken over reparaties aan het kasteel in 1598. Dat wil zeggen, dat in de burgemeeester- en vroedschapresoluties in het West-Fries Archief in Hoorn daar niets over valt te vinden. Evenmin in de thesaurierrekening van de stad Medemblik van 1599. Daarbij komt het voor, dat sinds oudsher de thesauriër-rekening van Medemblik voor het betreffende jaar 1598 in het West-Fries Archief ontbreekt.
Geraadpleegde bronnen en literatuur:
(Lit. 5, J.W. Groesbeek, p. 300-302)
(Lit. 20, S.B.J. Zilverberg, p. 39-43)
(Lit. 33b, H. Schoorl, p. 39-44)
(Lit. 47, G. Ros-de Korte, p. 18-21)
(Lit. 92, C.J. Gonnet, p. 10, 57/nr. 367)
(Lit. 102, Th. Velius, p. 145)
(Lit. 102a, Th. Velius, p. 181, 182)
(Lit. 115, J. de Bruin, p. 119-135)
(Lit. 135b, J. Kok, p. 253)
(Lit. 135c, J. Kok, p. 625)
(Lit. 171, P.C. Molhuysen, P.J. Blok, p. 391/2)
(Lit. 174, G. de Vries Az, p. 30, 63)
(Lit. 175, D. Burger van Schoorel, p. 22-28
(Lit. 176, A. Eekhof, Bijlagen: C-CIII)
(Lit. 178, R. van Answaarden, p. 144-162)
(Lit. 209, Resolutien van de Heeren van de Ridderschap, Edelen en Gedeputeerden van de Steeden van Holland en Westvriesland. 1586: 11 november; 1588: 16 april, 3, 14 juli en 1600: 14 september
(Lit. 211, Resolutien van de Heeren van de Ridderschap, Edelen en Gedeputeerden van de Steeden van Holland en Westvriesland (1607-1609). 1608: 1 mei, p. 68
(Lit. 217, B.G. Dijkhuis)
(Lit. 238, E. van den Hoof, p. 120b,121-127, 131)