Middeleeuwse dwangburchten van West-Friesland en Alkmaar |
[Home][Kaart][Introductie][English ][Burchten/kastelen chronologie][Overige objecten][Artikelen][Pre-Hollandse periode][Gegevens- en bronnen] |
[Terug naar inhoud artikelen] [Home] |
Overigens is het kalkputverhaal mij ooit, van horen zeggen ter ore gekomen tijdens gesprekken van enkele Medemblikkers, zij wisten mij zelfs te melden dat tijdens de laatste restauratie (1962 t.m. 1967) menselijke skeletten in een put(?) waren aangetroffen, hetgeen uiteindelijk loze praatjes bleken te zijn. Daarentegen bleek er wel een put gevonden te zijn met rood en geglazuurd aardewerk, door de Medemblikker predikant W. Hoogendoorn in 1963 (Lit. 190)
Ing. Teeling schreef, mogelijk in dit verband, over een legende van een heksenziel, in een oude muurtoren van Kasteel Radboud. (Lit. 137). Daarnaast zijn de huidige museummedewerksters van kasteel Radboud, wel bekend met het kalkputverhaal, maar kunnen dit niet met bronnen verifiëren.
Foto uit de collectie van www.medenblik.nl. |
Marijan Bakker is in 1951 in het kasteel geboren en heeft daar twaalf jaar gewoond. Op deze website doet ze haar verhaal. Haar moeder, die destijds de rondleidingen in het kasteel verzorgde, was op de hoogte van de kalkputlegende. Marijan Bakker weet helaas niet, waar haar moeder het verhaal vandaan had.
Het betreffende krantenartikel met de titel 'Denk om 't valluik!' heb ik onder ogen gekregen. Nu blijkt echter dat Van Oirschots schrijven was gebaseerd op een interview met mevr. H. Bakker-Bossen: inderdaad de moeder van Marijan Bakker! Het blijkt dat Van Oirschot een gecombineerde interpretatie van twee verhalen weergeeft, die in het interview naar voren kwamen. Dat zijn het 'kalkputverhaal' en het verhaal van 'de doornenkroon en de gouden kap'.
Hierbij het betreffende citaat, zoals dat door mevr. Bakker werd verwoord:
"Hier is het valluik, denkt u er even om. Hier lieten de heren hun gevangenen vallen in een put met ongebluste kalk.".....
"En dan kan ik u ook nog vertellen dat de oorsprong van de gouden
Westfriese boerinnenkap ook in ons kasteel is gelegen," zegt mevrouw Bakker. "Radboud had zijn dochter, omdat zij christengevangenen van haar vader had geholpen, in het kot gestopt met een doornenkroon om haar hoofd. En om de littekens te verbergen zetten vriendinnen later een gouden kapje op haar hoofd, wat daarna door het mindere volk werd nagevolgd.
Ik zeg er altijd bij dat ik er niet voor insta, maar het is een aardig verhaaltje, net als van die put met ongebluste kalk. Het is ook best mogelijk dat op die plaats van de put vroeger wapens waren opgeslagen, die tijdens een beleg door het luik naar boven werden gehesen, maar ik vertel toch liever van die ongebluste kalk, want in een kasteel willen de mensen toch ook wat te griezelen hebben, zegt u nou zelf."
Als aanvulling bij mijn speurtocht viel mijn oog op nevenstaande foto uit een (kranten?)artikel, waar het kalkputverhaal overduidelijk nog eens wordt gemeld. Gezien de gebruikte spelling, moet dit artikel in ieder geval van vóór 1934 zijn geweest.
De genoemde (ronde) luik en de vermeende plaats van de kalkpunt, bestaan inderdaad en bevinden zich onderin de zuidoostelijke ronde hoektoren van het kasteel. Ware het niet, dat deze toren nog vóór 1825 tot aan de fundering toe was gesloopt. Pas aan het einde van de 19de eeuw is de betreffende toren naar een idee van de architect Kuipers opnieuw herbouwd (Zie: Verder verval in de 19deeeuw gestopt.). Met andere woorden, de vermeende kalkput en valluik zijn dus eind 19de eeuws!
Twee keer een fantasievoorstelling van koning Radboud der Friezen. Links een ingekleurde gravure uit de Pier Winsemius, Chronique ofte Historische geschiedenisse van Vrieslant (1662). Rechts een deel van een schilderij dat zich het voormalige stadhuis van Medemblik bevindt, van een 17de-eeuwse(?) anonieme schilder. |
Conclusie: Op voorhand kunnen we dit kalkputverhaal naar het 'rijk der fabelen' verwijzen en toevoegen aan de uitgebreide collectie van de Friese volksverhalen.
Kaart van Helgoland in de situatie tijdens het jaar 800, 1500 en 1649. Kaart van Mathias en Clauss Peters uit 1664. (Collectie Scheepvaartmuseum, gevonden op de website van Het Geheugen van Nederland) |
De volksoverlevering 'Fostedina en de gouden kap' geeft een andere wending aan het bovenstaande verhaal uit de 'Vita'. Op het schip dat Willibrord en zijn gezelschap naar Medemblik voerde, bevonden zich ook het hoofd van Fositeland en zijn dochter Fostedina (= 'lieveling van Fosete' of 'Maagd der gerechtigheid'). Fostedina raakte zeer onder de indruk van het geloof en besloot de gevangengenomen bekeerde Denen, die gedood zouden worden, te bevrijden. Radboud ontstak in woedde en sprak de doodstraf over haar uit en besliste, dat zij aan de goden geofferd zou worden. Radboud's zoon Adgilis wilde hier een stokje voor steken en riep het volk op om deze schanddaad niet te accepteren. Door de druk van het Friese volk, werd Radboud gedwongen zijn besluit te herroepen en bepaalde dat Fostedina mocht blijven leven, doch als straf moest zij een dag lang een doornenkroon op haar hoofd dragen. Dit leed onderging zij blijhartig en na haar thuiskomst ontving zij van het volk van Fositeland een gouden kap, waarmee het gouden oorijzer van de West-Friese klederdracht werd uitgevonden (Lit. 140).
"Dhr. Houkes die de jaren dóór een grote belangstelling heeft behouden voor de stadsgeschiedenis van Medemblik, raakte al in 1918 in de ban van het kasteel Radboud. Tijdens zijn eerste rondgang werd hem door de toenmalige concierge voorgehouden, dat er een onderaardse gang had gelopen vanaf Radboud door de toenmalige dijk (vermoedelijk bedoelde hij de toenmalige stadswal) tot het punt waar de dijksgracht een hoek maakt en waar een grondverhoging was, ongeveer in de nabijheid van het monument van wijlen Burgemeester Peters. Die geheime gang kon worden gebruikt bij ontsnappingspogingen tijdens de vele belegeringen van het Kasteel. Maar ja, toen omstreeks 1930 langs de Pekelharinghaven een hoofdriool werd aangelegd met een uitmonding in de buurt van de eendenvijver, en toen er dus een zeer diep sleuf moest worden gegraven, was men uiteraard uiterst benieuwd naar die legendarische onderaardse gang. Helaas voor de stadsromantiek is er met uitzondering van een rest van een gemetselde regenput toen niet gevonden."
Het deel van de voormalige stadswal van Medemblik, waardoor de tunnel vanuit het kasteel zou lopen. Teeling gebruikt voor stadswal in zijn artikel, de term 'dijk'. (Uitsnede uit de kaart van Medemblik door Johannes Blaeu) |
De huidige situatie. (Google Earth) |
"Ook niet de resten van de zeemeermin, die volgens die Friese Kroniek nabij het kasteel Radboud eens gevangen werd. Spijtig genoeg heeft dhr. Houkes deze Kroniek niet meer in zijn bezit. Spijtig ook wellicht voor de oudheidkundige vereniging, waarvan het archief best zo'n oude en zeldzaam te krijgen kroniek zou kunnen gebruiken."
De legende over de onderaardse tunnel van het kasteel naar de voormalige stadswal, laat een overeenkomst zien met een soortgelijk volksverhaal uit Schellinkhout en Wijdenes. Deze verhaalt dat er ooit een tunnel bestond, die vanuit het kasteel van Wijdenes naar de Steenen Kamer in Schellinkhout liep. Dit is niet de enige parallel met de kastelen van Medemblik en Wijdenes. De legenden vertellen ook, dat beide kastelen van Floris V op de restanten of funderingen van een ouder kasteel of fortificatie zijn gebouwd. Het kasteel van Wijdenes op de plaats waar Roelof van Winesse zijn residentie had, en het Medemblikker slot op de funderingen van het koninklijk verblijf van koning Radboud.Ben Dijkhuis, 14 juni 2008 (laatste revisie van 25 januari 2022)
Geraadpleegde bronnen:
(Lit. 111, A. van Oirschot, p. 62,63)
(Lit. 137, P.S. Teeling)
(Lit. 138, P.S. Teeling)
(Lit. 140, J.P. Wiersma, p. 107-118)
(Lit. 141, Alcuinus/C.H. Talbot)
(Lit. 190, J. van Leeuwen, p.67)