Middeleeuwse dwangburchten van West-Friesland en Alkmaar |
[Home][Kaart][Introductie][English ][Burchten/kastelen chronologie][Overige objecten][Artikelen][Pre-Hollandse periode][Gegevens- en bronnen] |
[Terug naar inhoud chronologie] [Home] |
De kasteleins (en bewoners) van de Middelburg:
(Tekening: Jantine Leeflang, 2000) |
Met betrekking tot de hulpmiddelen en bouwmaterialen voor het onderhoud van de kastelen, dat wil zeggen de aanvoer, maar ook bakken van stenen, voor de kalkproductie, het branden van schelpen, bouw van kalkovens, aanvoer van water voor het blussen, het gieten van lood, etc. wordt beschreven door H. Jansen (Lit. 7c). Hij verwijst daarbij onder andere naar (Lit. 90). (Zie de link naar het bovengenoemde artikel).
Groesbeek geeft een opsomming van werkzaamheden en anders, die hij in rekeningen van latere datum vond en op de Middelburg betrekking hebben.
1349/50Timmerlieden aan het werk. Fragment uit een miniatuur uit: Chroniques et Conquesters de Charlemagne (David Aubert), boekdeel III (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. 9068, fol. 203) | Leidekker aan het werk. Uitsnede uit een 15e eeuwse afbeelding. (Wenen, Österreichische Nationalbibliothek, hs 2533, fol.12) |
Rond 1350/51 was Floris van Alkemade slotvoogd. Deze had 15 gewapende mannen in het slot. Het is beschreven dat deze mannen 149 dagen in dienst waren en daarvoor het salaris van 16 denariën per dag ontvingen.
Het jaar daarop (1351/52) moest er weer timmermanswerk worden uitgevoerd: twee timmerlieden waren 14 dagen werkzaam tegen een arbeidsloon van 2 schellingen per dag.In 1354/55 en de jaren daaropvolgend werden stenen en glas aangevoerd om diverse reparaties te doen.
In 1358 zien we een vermelding in een akte dat Albrecht van Beieren zich ongerust maakte over de toestand van het geschut op de Nieuwburg en Middelburg. Ook het andere materiaal bleek niet orde. Maar er waren ook zaken op beide kastelen die niet door de beugel konden. Er werd door de ambachtslieden gehandeld in huisvesting aan buitenstaanders:
"..sonderlinge als onse ambachtsluden dien op dien voors huijsen te wonen plegen, verandert of verwandelt worden..".
Om een einde aan deze praktijken te maken, benoemde Albrecht in hetzelfde jaar, een nieuwe schutmeester: Jan van Leijden Hugenz., deze kreeg daarvoor een salaris van 1 pond en kleding om zijn functie te kunnen uitoefenen
In 1359/60 werd door een timmerman tegen een karig salaris van slechts 1½ schilden i.p.v. 2, werkzaamheden verricht aan het kasteel:
(1363/64) Voor een vergoeding van 6 pond en 12 schellingen werd Coen Willem Cuserszoon vier dagen lang belast met de bewaring van het huis te Middelburg.
(1390) Van een zekere, in ongenade gevallen, slotbewaarder, Rembrand Gerbrandz van der Coulster, werden de goederen verbeurd verklaard, die hij bovendien achtergelaten moesten worden op de Middelburg. De graaf eigende zich ene helft toe en de andere helft ging naar Dirk van Poelgeest.
Tot slot vond ik zelf nog een post uit een rekening van Bartholomeus van Raaphorst (1393), dat waarschijnlijk betrekking heeft op de Middelburg:(Lit. 169a)3
"Item uutgheven by meester Claes den tymmerman van tymmeringhe ander husinge, by Louweriis den smit van yserwerc ander husinghe ende anders by arbits luden gheliken als die cedel in hout die haer Bertolmees over ghiift, den groten voer VI d. gherekent XLV lb XIX s. Summa per se 45 lb 19 s."
Voetnoten:
1. De meeste rekeningposten tot 1400, zijn ontleend aan J.W. Groesbeek (Lit. 5). Groesbeek noteerde helaas zijn bronnen niet. Desondanks staat zijn onderzoek als betrouwbaar bekend. Als de bron bij mij wel bekend is, vermeld ik deze (BD).
2. Tweede rekening van Kennemerland en Vriesland van 1344 door Heynric den Rode: Gelden te kosten gelegd aan 's Graven Burgen en Huizen. (Lit. 90)
3. Nationaal Archief, Archief Graven van Holland, 3.01.01, inventarisnr. 1571. Voorheen: Grafelijkheids Rekenkamer, Rekeningen, 3.01.27.02, inventarisnr. 829.
Geraadpleegde bronnen en literatuur:
(Lit. 5, J.W. Groesbeek, p. 215-217)
(Lit. 7c, H. Janse, p. 165-168)
(Lit. 90, H.G. Hamaker, p. 300-306, 394-402, 500-516)
(Lit. 169a, D.E.H. de Boer, D.J. Faber, H.P.H. Jansen, J.W. Marsilje, p. 28)