Middeleeuwse dwangburchten van West-Friesland en Alkmaar
[Home][Kaart][Introductie][English ][Burchten/kastelen chronologie][Overige objecten][Artikelen][Pre-Hollandse periode][Gegevens- en bronnen]

[Terug naar inhoud chronologie]      [Home]

De Nuwendoorn herbouwd.

Slotvoogden in de 14e eeuw.

En de ondergang.
(Update 11-07-2020)
← Het huis te Nuwendoorn in de 13de eeuw
Het huis te Nuwendoorn in de 15de tot en met de 19de eeuw →

De kasteleins (slotvoogden) van de Nuwendoorn:


Het graafschap Holland onder het Henegouwse huis (1299)

Het Huis te Nuwendoorn, of kortweg de 'Nuwendoorn', werd tijdens de bestorming van de West-Friezen in 1296 in zijn geheel afgebroken, maar werd volledig herbouwd. Op 5 augustus 1321 werd aan Jan I van Polanen (1304-1342), door Willem III (van Henegouwen), het kasteleinschap van het kasteel toevertrouwd. In principe werd hij voor het leven benoemd. Na zijn dood zou het weer aan graaf Willem weer teruggegeven moeten worden. Polanen ontving hiervoor 150 pond per jaar, voor zijn onderhoudskosten, inclusief de kosten van de 15 man die in het kasteel gelegerd waren. Graaf Willem beloofde om ten tijde van oorlog of onrust hem, ter bestrijding van de extra onkosten, een extra vergoeding te geven. De graaf zou het benodigde oorlogsmateriaal en wapentuig leveren: geschut, blijden en wapenuitrustingen 1. Of Jan van Polanen op het kasteel zelf heeft gewoond is nog maar de vraag.

De betrekkelijkheid van de hoedanigheid van een dwangburcht is hier duidelijk, je kunt met 15 man per kasteel onmogelijk heel West-Friesland beheersen. Het is wellicht wel voldoende om de burcht als tolhuis en uitvalsbasis te behouden en de nabij gelegen doorgang (te water of te lande) te controleren en beheersen, maar de bevolking hou je daarmee fysiek niet in toom.

Fragment van de oorkonde waarin graaf Willem III het kasteleinschap aan Jan van Polanen toevertrouwd. (NA; Archief van de Graven van Holland inv. nr. 324, Groot Register Friesland EL10; fol.6r-6v):)

Jan I van Polanen was een edelman, die vaak aan het grafelijke hof aanwezig was. Naast de Nuwendoorn bezat hij ook nog eens de heerlijkheid Breda en de burcht 'Oud-Haerlem' bij Heemskerk (meer over kasteel 'Oud-Haerlem'). Hij bleek een goed zakenman. Waarschijnlijk heeft hij de Nuwendoorn al voor zijn overlijden in 1342 al van de hand gedaan, wegens andere aantrekkelijke beleggingen. (Lit. 5)

In 1343 kondigt zich een andere kastelein aan: Boudijn (Boudewijn) Jan Barthoudz. (Baertz.), een bastaardzoon van Jan Barthoudz. van Schoten. Hij was slechts enkele maanden slotvoogd.

Het graafschap Holland onder het Beierse huis (1345)

Zijn opvolger was Jan I van Egmond (1344/45). Volgens de grafelijke rekeningen, waarin Jan I van Egmond tot 1366/67 voorkwam, kreeg hij een jaarslaris van 30 pond. Dit bedrag werd later verhoogd tot 40 pond. Daar kwam wel bij dat hij zijn onkosten, die te maken hadden met het onderhoud van het kasteel, bij de graaf mocht declareren. (Lit. 5)
Er wordt bijvoorbeeld in 1345, melding gemaakt van onderhoudskosten ten bedrage van 65 pond 9 schellingen en 10 penningen. Klik hier voor de pagina met een compleet overzicht van deze rekening.
Een andere rekening uit 1344 met betrekking tot de aanvoer van hout naar de Nuwendoorn, vindt u als u hier op klikt.

Op het kasteel waren mensen aangesteld: de slotbewaarders. Deze lieden werden direct door de rentmeester van de graaf uitbetaald. Maar hun declaraties aangaande het onderhoud van het kasteel werd meteen uitbetaald aan degenen die werkzaamheden daadwerkelijk uitvoerden. In iedere grafelijke rekening kwam wel een post 'onderhoud' voor. (Lit. 5)

Een voorbeeld van zo'n post (1351/52) is de uitbetaling van 45 schellingen aan Jacob, de "glasemaker", voor de onderhoudsinspectie van de vensterglazen. Hij leverde 30 voet aan nieuw glas en was twaalf dagen met de werkzaamheden bezig. (Lit. 5)

Jan I van Egmond had behoorlijke belangen in de streken van het noorden van Holland. Hij bezat ook de helft van een sluis bij de Nuwendoorn, maar ook het dorp Huisduinen (en omgeving), alsmede de ambachten van Petten en de Zijpe.

In een rekening (1361/62) van Hertog Albrecht van Beieren komt men nog een post tegen, waarin de Nuwendoorn wordt genoemd met betrekking tot de kosten voor het ontbieden van de heer van Egmond: (Lit. 169)

"Item des vridaghes den here van Egmonde omboden bi enen knechte, dat hi minen here verbeiden zoude tot Nuwendoren VI d.g.  6 d."

Na 1366/67 werd het huis te Nuwendoorn helemaal niet meer genoemd in de grafelijke rekeningen. (Lit. 5)(Lit. 17) Op een mistige wijze verdween het kasteel plotseling uit de geschiedenis: in 1392 is er geen sprake meer van het kasteel. In elk geval is het duidelijk dat het slot geen nut meer had voor de graven. Men gaat er van uit dat het kasteel door toedoen van een overstroming, zwaar was beschadigd. Het is waarschijnlijk dat de grafelijke rentmeesters geen inkomsten uit de landbouw meer konden innen vanwege verzilting van het land. Kennelijk had men er geen geld meer voor over om de Nuwendoorn te herbouwen.2

De overstroming was mogelijk ten gevolge van een dijkdoorbraak, het is niet uitgesloten dat deze ter plaatse van de (schut)sluis plaatsvond. Deze sluis werd in 1961 waargenomen door wijlen dhr. C. Wagenaar uit Krabbendam. Uit historische gegevens valt af te leiden dat de meest waarschijnlijke stormvloed, die voor de teloorgang verantwoordelijk was, op 10 oktober 1375 plaatsvond. (Lit. 125)

Een aantal historische toponiemen in de omgeving van het huis te Nuwendoorn in hedendaagse kaart.
In diverse documenten, zoals rekeningen, leentransporten en oorkonden, komt men verschillende namen tegen die vaak betrekking hebben tot de omgeving van het kasteel, zoals Nieuweland, Roxvliet (Rochsvliet), Nieuwertocht (bet. 'Nieuwe sloot'), Hemelrijkshorne. Meestal betrokken op lenen, zoals die van de visserij, tol of tienden.

Een deel ervan was ooit in handen van Gerard van Velsen, de moordenaar van Floris V. Dit valt af te leiden van het feit dat zijn bezittingen werden geconfisqueerd, zodat het weer aan de graaf toekwam. Het is mogelijk dat dit ook verband houdt met de lenen in de omgeving van het huis te Nuwendoorn. Het is bekend dat Willem van Egmond zijn visserijrechten van de Nuwendoorn en de Roxvliet ruilde met Gerard van Velsen (zie de vorige pagina voor de Nuwendoorn in de 13de eeuw).
Het is geschreven dat bij testament van graaf Jan II (van het Henegouwse huis), zijn jongere zoon Jan van Beaumont een jaarlijks inkomen van 9000 pond in het graafschap Holland en Zeeland verkreeg. Zijn oudste broer, graaf Willem III verzekerde dat bedrag ten dele op de goederen van de moordenaars van Floris V. Zo kwam Jan van Beaumont in 1308 in het bezit van het goed van Gerard van Velsen. (Lit. 72h)(Lit. 227)

Zie hier een link naar een rekening (1316-1323) van Jan van Beaumont, met een selectie die op de bovengenoemde toponiemen zijn betrokken.
In deze rekening komen twee posten voor (1321/22 en 1323), waarin de melding wordt gemaakt van 2 morgen land dat ooit in bezit van Gerard van Velsen was: (Lit. 70)

"...2 morghen lands after Gherd van der Does, die Gherds van Velsen waren..."



← Het huis te Nuwendoorn in de 13de eeuw
Het huis te Nuwendoorn in de 15de tot en met de 19de eeuw →

Voetnoten
1. (NA; Archief van de Graven van Holland inv. nr. 324; fol.6r-6v):
Wi Willaem grave van Henegouwen, van Holland etc. maken cond allen luden dat wi Janne van Pollanen onsen trouwen man bevolen hebben ende bevelen onse huys tote Nuwendoren in Vriesland te verwaren ende te houdene tote sinen live, met vijftien mannen die upt huys bliven sullen wel te houden ende te verwaren. Ende voer sinen cost ende van siere knapen sullen wi hem alle jare doen betalen anderhalf hondert pond Hollands, die ene helfte tote Alreheylighen daghe ende die ander helfte tote onser Vrouwen lichtmisse daer na, ende aldus van jare te jare ten twien tiden voers. also langhe als hi levet. Ende daer bi so sal hi onse huys voers. spisen ende te reke houden op sinen cost, ende altoes tote enen jare wel ghespiset alse den huse toe behoerd, sonder arghenlist. Ende also als hi nu onse huse voernoemt ghehavicht ende te reke vint, so sullent ons sine erfnamen na siere doet des ghelike op leveren jof onsen erfnamen. Ende also langhe als hi levet so sal hi thuys voers. houden ende verwaren tote onser behoef, ende sal altoes onse open huys bliven. Ende na siere doet so zal thuys voerscreven weder an ons comen jof an onsen erfnamen. Ende wi sullen hem leveren hoestalle, bliden, armborsten, ghescot ende alle were dat den huze toe behoert op onsen cost; ende dat selve sullen si ons weder levren na siere doet, het en ware dat ghebesicht ware in onse oirloghe. Ende waer dat sake dats noet dede van oerloghe, dat wi meer luden dan vijftien mannen opt huis voernoemt wilden hebben, van also vele meer luden alse boven den vijftien mannen daer op comen souden om thuys helpen te houden ende verwaren, souden wi hem horen cost redelic betalen bi onsen rentemeyster van Kenemaerland ende van Vriesland. Ende onbieden narenstelike ende bevelen onsen rentemeister van Kenemaerland ende van Vriesland die nu es jof hier na wesen sal, dat hi Janne van Pollanen alle jare betale ten daghen voerscreven die anderhalf hondert pond Hollands alle jare also langhe als hi levet, sonder ander ghebot van ons te hebben; ende dat hi van hem neme telken paymente die hi hem doen sal van also vele sijn open brief van quitantien mede jeghens ons te rekenen; ende dat hi des niet en late.

Hier over waren die bisscop van Zuden, die abt van Middelburch, mayster Jan van Florenche, haer Symon van Bentem, Willaem die camerlinc, Willem veren Baerten sone, Enghebrecht onse rentemeister van Noirtholland, Mathijs Renghiers sone ende Gheret van Leyden.

In orkonde etc. Ghegheven tote Dordrecht des woensdaghes voer sinte Laurens daghe int jaer ons Heren Mo CCCo een ende twintich.


2. Hoewel, er is een vermoeden. Mijn persoonlijke theorie, dat de tolhuisfunctie misschien werd overgenomen door het 'huis' van Schoorldam. Het zou zomaar kunnen zijn, dat 13de-eeuwse kloostermoppen van de Nuwendoorn voor de bouw hiervan zijn hergebruikt.
3. Hetgeen blijkt uit een oorkonde van de Hollandse grafelijkheid van 29 april 1224. Nationaal archief, Den Haag; Archief Graven van Holland, inventarisnr. 256 (klein register Kennemerland), fol. 22r., nr. 122 of inv. nr. 255 (groot register Kennemerland), fol. 20 r., nr. 122. Bron: resources.huygens.knaw.

Geraadpleegde bronnen en literatuur:
(Lit. 3, D. Kransberg, H. Mils, p. 140, 141)
(Lit. 5, J.W. Groesbeek, p. 287)
(Lit. 17, D.P. van Wigheren, p. 19, 20)
(Lit. 70, H.J. Smit, p. 439,442)
(Lit. 71, J.J.J. Beenakker, p. 27-29)
(Lit. 72h, J.C. Kort, p. 225
(Lit. 124, G.T.C. van den Berg, p. 18)
(Lit. 125, G.T.C. van den Berg, p. 54)
(Lit. 169, D.E.H. de Boer, J.W. Marsilje, p. 308. Bron: NA, AGH 1220; Rekening Dirk Voppenz/Hertog Albrecht)
(Lit. 225, K. Numan; p. 20-23)
(Lit. 227, A. Janse, p. 161)

[Vorige][Volgende] [Home]