Middeleeuwse dwangburchten van West-Friesland en Alkmaar |
[Home][Kaart][Introductie][English ][Burchten/kastelen chronologie][Overige objecten][Artikelen][Pre-Hollandse periode][Gegevens- en bronnen] |
[Terug naar inhoud pre-Hollandse periode] [Home] |
Gouden beslag op het 11e eeuwse evangelarium van Ansfried. (Utrecht, Rijksmuseum Het Catherijneconvent) |
Ansfried was een ridder die faam maakte in zijn succesvolle strijd tegen de Noormannen en tegen diverse opstandige edelen in Brabant. Om die reden was hij zeer geliefd bij de Duitse keizers, hetgeen resulteerde in diverse giften. In het oudst bewaard gebleven archiefstuk van Nederland (thans berustend in Limburg) wordt graaf Ansfried genoemd. Het is een op perkament geschreven oorkonde uit het jaar 950, behorend tot het archiefbestand van het kapittel van Thorn. In deze akte, gedateerd 7 oktober 950, schenkt koning Otto I aan zijn leenman Ansfried het markt- en muntrecht te Kessel.
Emperor Otto II (973-983) (Dortmund, Harenberg Kommunikation) | Emperor Otto III (983-1002) (München, Bayerische Staatsbibliothek, Clm 4453, fol.24r) |
Ansfried trouwde met Hilsundis (soms ook Hereswith genoemd) van Strijen. Zij zou bijna de geschiedenis ingaan als de overspelige vrouw want meerdere malen was zij gezien toen ze 's nachts heimelijk het slot verliet:
"...In minnenijd ontstoken, volgt hij [Ansfried] den volgenden nacht in het geheim hare [Hilsundis] schreden, maar hoe veranderde zijn nijd in zelfbeschuldiging, zijne verachting in eerbied, toen hij haar te midden van de stilte des wouds op de drempel eener kapel zag nederknielen en haar hart hoorde uitstorten voor God…".
Ansfried volgt Hilsundis (Lit. 84) |
Volgens sommigen schrijvers bleek het wantrouwen onterecht....
Beeld van Hilsundis uit de parochiekerk van Thorn (Thorn, Museum den Stiftskerk. Foto: Herman Selier) |
Na zijn vrouws dood wilde Ansfried zich in een klooster terug trekken maar op bisschop Notker van Luik's aanbeveling benoemde de vorst hem in 995 tot bisschop van Utrecht als opvolger van bisschop Boudewijn. In eerste instantie weigerde Ansfried dit die, vooral na het overlijden van zijn vrouw, de voorkeur gaf aan het sobere bestaan als monnik. Desalniettemin liet hij zich overhalen en werd door de aartsbisschop van Keulen tot bisschop gewijd. Het is de vraag in hoeverre de aanstelling van Ansfried tot bisschop een strategische zet van het bisdom is geweest. Met Ansfried haalde men niet alleen een militair aanvoerder in huis, ook wist men dat hij zijn talrijke bezittingen mee zou brengen. De wellustige Noormannen, maar ook de graven van Holland vormde een al grotere bedreiging voor het geestelijke goederen bezit van het sticht Utrecht. Het in 995 vacant geraakte graafschap Hoei kwam toe aan bisschop Notker van Luik en het graafschap Teisterbant aan Unruoch, waarmee Ansfried, naar men aanneemt, een familieverwantschap had. De inkomsten en goederen te Medemblik vervielen aan het bisdom.
Hoe het Medemblik verder verging - tussen het bisdom en het graafschap - valt nog te bezien; dit is een uiterst gevoelige materie die nauw samenhangt met de West-Friese guerrilla, de dwangburchten en de uiteindelijke inlijving bij het graafschap Holland. De grote vraag blijft of de Hollandse graven terecht aanspraak maakten op West-Friesland.
Vloot van Vikingschepen, overgenomen van het tapijt van Bayeux. (Uit: De Boer/Hettema; De Groote Platen-atlas t.b.v. het onderwijs, ca. 1920) |
Beeld van Ansfried uit omstr. 1929 van J.E. Brom in de Ansfriedkerk te Amersfoort (Lit. 82) |
Bernd Ooijevaar, 10 oktober 2006
Voetnoten:
I. Hoei (Frans': 'Huy'), ligt aan de Maas in de provincie Luik in België
II. Teisterbant, voormalig graafschap tussen Vlaardingen en Tiel dat lag ingesloten tussen de rivieren Lek, Maas, Waal en de IJssel.
III. Comitatu Frisie vocatu:
-comitatu: tot het hof behorend;
-Frisie: Friesland;
-vocatu: oproeping, opontbod
Vrij vertaald: [goederen] in Friesland die voor deze [voor de afgifte aan Ansfried] aan het hof [heilige Roomse keizerrijk] toebehoorde.
IV.Vertaling van de akte uit 992 van de stichting van de abdij van Thorn:
(Bron: (met dank aan:) Baarle Digitaal)
In naam van de Heilige en ondeelbare Drie-eenheid heb ik, gravin Hilsundis van Strijen, in het verlangen om Hem te volgen, die de Bruidegom van de Maagden is, na overleg met mijn heer Ansfried, een kerk gebouwd in mijn leengoed van Thorn, waar ik en mijn dochter Benedicta in deze wereld zullen leven onder de regel van de heilige gehoorzaamheid om te verdienen dat wij het toekomstig leven, bekleed met witte gewaden, tussen de Engelen mogen verschijnen bij het oordeel van de rechtvaardige Rechter.
Derhalve, mij vrienden makende van onrechtvaardige mammon, heb ik tot voornoemde kerk bijgedragen al het vrije goed, dat de roemruchte Koning Zwendibold vroeger aan mijn land Strijen geschonken heeft.
Vooreerst de kerk zelf van Strijen, die gewijd is ter ere van de Maagd Maria; Mons Littoris [Overberg], tegenwoordig Sint-Geertruidenberg, waar de gelukzalige Gertrudis lichamelijk verbleven heeft en een bidplaats heeft die door de H. Amandus is ingezegend; het domein Gillensta, tegenwoordig Gilze met omgeving; het domein Baarle met het altaar ter ere van de H. Remigius, Belijder, dat door mij is gesticht; het kasteel Sprundel met alles wat er bij behoort, zoals het gelegen is aan de rivier Moerwater, het bos om varkens te houden, zoals het daar ligt tussen de twee Marken, met alle rechten, gemene gronden, een tol, een molen, cijnzen, weggeld en waterafvoeren in weiden, bossen, bebouwde en onbebouwde landerijen, woeste gronden, boerderijen, in nat en droog, hoog en laag, zoals ik Hilsundis, dienstmaagd van Christus, en mijn voorouders dit bezeten hebben.
Geen voorspreker (of voogd) zal er zijn dan degene, die de broeders en zusters van het klooster van Thorn zullen gekozen hebben: en als iemand door snode inborst of door ingeving van de duivel het mocht wagen zich hierin te mengen, dan zal de Keizer, die de heer der wereld is, hem veroordelen, want hij is de wettige voogd van het klooster. Ik bezweer mijn erfgenamen, de Heren van Strijen, bij Hem die was en die komen zal, dat zij geen twist of slechte ondernemingen beginnen tegen deze mijn schenking, maar mijn dochter en haar congregatie beschermen met wapens en gerechtigheid. Al wie anders handelt, moge delen in de straf van Dathan en Abiron, en deze overtreding zal hem niet vergeven worden, niet in dit leven noch hiernamaals. Zo zij het. Zo zij het.
Gegeven te Thorn in het jaar 992, de eerste juni.
Getuigen waren: Johannes, Abt van Pantaleon, F. Balduinus, Overste van Dirca, G. Decanus en onze soldaten Francis van Dingha, H. van Emelberga, G. van Sandert, onze kasteelheer, D. Dapifer, en de dienaren van de bisschop Christophorus, G. Hurdus. Gelukkig in de Heer.
Gebruikte bronnen/literatuur:
(Lit. 81, H. Thurston e.a., p. 272,273 )
(Lit. 82, M.P.M. Muskens, p. 135,136)
(Lit. 83, N.N.)
(Lit. 84, P.J. Kloppers, p. 293-295)
(Lit. 85, Div)
(Lit. 86, D.P. Blok, p. 347-361)
(Lit. 87, H. Halbertsma)