Middeleeuwse dwangburchten van West-Friesland en Alkmaar |
[Home][Kaart][Introductie][English ][Burchten/kastelen chronologie][Overige objecten][Artikelen][Pre-Hollandse periode][Gegevens- en bronnen] |
[Terug naar inhoud chronologie] [Home] |
De kasteleins van de Torenburg in de 13e eeuw:
Het kasteel de Torenburg, is onlosmakelijk verbonden met de vroege geschiedenis van de stad Alkmaar. Het kasteel stond van oorsprong niet in de stad Alkmaar, maar er iets ten noordwesten ervan, buiten de stad. In het algemeen wordt aangenomen dat het kasteel in ca. 1250 is gebouwd (of verbouwd) door graaf Willem II van Holland, als middel om de West-Friezen te onderwerpen. Er zijn aanwijzingen dat op de plaats van de Torenburg een ander slot (toen een ronde toren) heeft gestaan en dat in het kader van de modernisering, het kasteel door Willem II is verbouwd. Deze informatie komt helaas uit een niet te controleren bron uit 1617.
Zekerheid over het bestaan van de Torenburg komt uit een vermelding uit 1254 als graaf Willem II, Roomskoning, zijn baljuw in Kennemerland en 'burggraaf van de Torenburg': Arnoud (Arend) van Heemskerk opdracht geeft om onder bepaalde voorwaarden dienstlieden van de abdij van Egmond te erkennen, zodat de abt van Egmond niet gehinderd werd in zijn rechtspraak.
"Wilhelmus, Rooms koning, gelast A(rent?) de Emecekerke, burggraaf van Torenburg, baljuw van Kenemaria, dat hij, wanneer abt en convent van Egmunda verklaren, dat een persoon in zijn rechtsgebied hun dienstman is (ministerialis vel mancipium) en dit door 6 of 7 getuigen kan bewijzen, abt en convent in het rustig bezit van dezen zal laten."
12 september 1254 2
De oudste stadszegel van de stad Alkmaar uit 1299. Men neemt aan dat de afbeelding als symbool voor de Torenburg staat (Bron: www.regiocanons.nl/noord-holland/alkmaar/) |
In 1256 wordt Arend van Heemskerk nogmaals genoemd als "castellanus in Torenburg".
Vermoedelijk was Arnoud een jongere zoon van de burchtheer van Marquette (Heemskerk) en was hij, gedurende het leven van zijn vader, burggraaf van de Torenburg. Na de dood van zijn vader werd hij waarschijnlijk kastelein van de Marquette.
Zoals bekend liep het slecht af met Willem II. Tijdens het offensief tegen de West-Friezen in 1256, werd hij bij Hoogwoud door de West-Friezen vermoord. Zijn zoontje Floris V was toen nog maar 1½ jaar oud en dus nog te klein om iets te ondernemen. Pas in 1272 deed Floris V een poging om de West-Friezen te onderwerpen. In de periode 1282-1289, lukte het hem uiteindelijk om dit volk te overwinnen.
Kaartje van het strategische gebied ten noordoosten van Alkmaar, zoals de Alkmaarse historicus Simon Eikelenberg zich dat voorstelde. De Nieuwburg en de Middelburg vormden, samen met het oude slot de Torenburg, een trits. (Regionaal Archief Alkmaar, PR1003235, uitsnede). |
Tussen 1282-1287 liet Floris V versterkingen bouwen bij Wijdenes, bij Medemblik en ter verdediging van dam of dijk aan de monding van de rivier de Rekere, het Huis te Nuwendoorn.
De Torenburg had eveneens de functie als verdedigingswerk tegen de West-Friezen en bovendien als grensvesting tussen Holland en West-Friesland. Op 20 januari en 6 februari 1289 (1288 paasrekening) had graaf Floris V zijn zetel op de Torenburg, alwaar hij vertegenwoordigers van de West-Friese ambachten ontving in verband met hun overgave en onderwerping. Op 20 januari (NA, AGH 3.01.01, inv.nr. 327) de drie vierendelen van het Hoogwouderambacht en op 6 februari met vertegenwoordigers van Nieuwe en Oude Niedorp, Barsingerhorn en Winkel (NA, AGH 3.01.01, inv.nr. 238).
Ook bij andere gelegenheden was de rol van het kasteel als grafelijke vesting duidelijk, bijvoorbeeld bij het, op verzoek van de abt, gevangen zetten van drie monniken uit Egmond 16 mei 1282).
Jan I en Jan van Avesnes (Jan II, van Henegouwen), gaven in 1299 het beheer van de drie burchten: Torenburg, Middelburg en Nieuwburg over aan Willem van der Laen, die op zijn beurt weer beloofde om zonodig op last van de beide graven de burchten ter beschikking te stellen.
In 1299 komt mogelijk de stad Alkmaar, met name de Torenburg, in beeld. Namelijk voor het tekenen van de vredesvoorwaarden door de West-Friese ambachten, die na de moord op Floris V in opstand waren gekomen en bloedig door het Hollandse leger werden verslagen (slag bij Vronen, 1297)(Lit. 12). Dat de Torenburg de locatie was voor de ondertekening, is niet geheel uitgesloten. De Nieuwburg zou bij de zware opstand zodanig beschadigd kunnen zijn geweest, dat deze voor dat doel niet beschikbaar was. Kennelijk werd spoedig hierna de Nieuwburg herbouwd en zodat deze uiteindelijk de functie van grafelijke vesting van de Torenburg overnam. Hoe het ook zij, in ieder geval ging de zetel van de baljuw van Kennemerland en West-Friesland, over naar de Nieuwburg. Men gaat er vanuit dat de Torenburg van de lijst van de grafelijke domeinen werd geschrapt omdat er niets meer aan onderhoud werd uitgetrokken. De Torenburg kwam daarna particuliere handen....
Wi raet.. scepene ende ghemeente van al West Vriesland maken cont allen lieden, dat van der groet mesdaet die wi mesdaen hebben tieghens eenen hoeghen prence ende eenen moghenden onsen rechten heere Jan.. grave van Hollant van Zelant ende heere van Vrieslant alse van den wighe die wi tieghens hem vochten te Vroene ende van dat wi sine huse braken ende van andren mesdaden die wi tieghens hem mesdaen hebben in wat manieren dat was tot up den dach dat dese lettere ghegheven was, comen zijn ende compromitteren met onsen heere voerseid bi onzen vrien wille ende met ghemeenen rade in eenen hoeghen prence haren Janne van Avennis.. grave van Heneghouwen alsoe dat hi mach ordineren na sinen wille ende taxeren die emenden ende beteringhen van diere voerseider misdaet, ende up ons sette pine in pennighen in ghoede in dienste in onderdanichede ende in allen anderen manieren na sinen wille. Ende wi Vriesen voerseid beloven voer ons ende voer onse nacomelinghe up al onze ghoet, dat wi hebben ende hier na winnen sullen, dat wi des voerseids haren Jans van Avennis segghen vaste ende ghestade houden sullen sonder eenich wedersegghen ende kennen ende verbinden on bi desen brieve, ware dat sake dat wi of onse nacomelinghe tieghens zijn segghen immermeer iet deden in allen of in eenighen pointen, dat wi verbort hadden lief ende ghoet tieghens onzen rechten heere den.. grave van Hollant die nu is of hier na wesen sal ende renuncieren ende scelden quite alre helpen die van recht, van vriheden, van eyden, van voerwarden ende alrehande helpen die ons helpen mochten tieghens dit voerseide segghen. Ende omdat wi willen dat alle dese saken orkondelic zi ende vaste ende ghestade bliven, soe hebbe wi desen brief beseghelt met onzen vier lantseghelen met Houtwoudingher ambocht met Drechtingher ambocht met Nedorpingher ambocht ende met Gheestmanner ambocht seghele, daer wi alle ons ghemeene saken mede pleghen te beseghelen. Ghegheven int iaer ons Heeren M.CC.neghentich ende neghene de saterdaghes na Alre Heilighen daghe. | |
Oorkonde van 7 november 1299, waarin de raad schepenen en gemeente van heel West-Friesland verklaren, zich onvoorwaardelijk te onderwerpen aan de vredesvoorwaarden welke Jan van Avesnes hun namens Jan I van Holland zal opleggen. Dit is het vredesverdrag met de vier West-Friese Ambachten, (volgorde zegels van links naar rechts) Houtwouderambacht, Drechtingerambacht, Niedorperambacht en Geestmannerambacht. (Bron: Nationaal Archief, Archief Graven van Holland (AGH); Archiefinventaris 3.01.01; inventarisnr. 332. F. van Mieris, Groot Charterboek I, 616. Transcriptie van P. Noordeloos, 1959, WFON, jg 26)(Lit. 61a) |
Bronnen:
1. J.Kok, J.Fokke; Vaderlandsch Woordenboek, deel 19-20; Allart, Amsterdam; 1788; p.482 (Lit. 135a)
(On line beschikbaar, op www.archive.org)
De auteurs twijfelen aan de juistheid. Het is ons overigens niet bekend waar Kok zijn bron vandaan heeft.
Over de oprichting van het baljuwschap Kennemerland is blijkbaar niet veel bekend. Hugenholz meldt dat de baljuw voor het eerst in 1254 werd genoemd (zie bron 2. hieronder), waarmee kan worden gesuggereerd dat het nog vóór 1254 opgericht zou kunnen zijn.
Hugenholz meldt eveneens een baljuw voor geheel (!) Holland in 1252, die gesteund werd door een onderbaljuw van zuid-holland. Zijn bron is: A.C.F. Koch; Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299, deel I; 1970; Den Haag; nr. 555 (Lit. 93)
2.
a. Oorspr. (Inv. no. 125) Het zegel van den oorkonden is verloren.
b. Afschrift (Inv. no. 3, fol. 35 vo).
Datering 1254 September 12 (apud Hagam II Idus Septembris)
Vindplaats: Noord-Hollands Archief
Zie: www.archieven.nl;
L.Ph.C. van den Bergh; Oorkondenboek Holland Zeeland tot het einde van het Hollansche Huis, deel I; Frederik Muller, Amsterdam, Martinus Nijhof, 's Gravenhage; 1866; nr. 599. (Lit. 164).
J.G. Kruisheer; De oorkonden en de kanselarij van de graven van Holland tot 1299, deel II; 1971; 's-Gravenhage-Haarlem; p. 294, nr. 308
3.
Bergh; OHZ; Necrologium van Egmond; p. 334
De melding heeft betrekking op gesneuvelden bij de Nieuwburg in 1272, waaronder Wouter de Vries. (Lit. 164)
4.
Kruisheer II, p. 325, nr.490:
Nikolaas van Putten ontvangt 50 pond i.v.m. in zijn dienst bij Torenburg geleden verliezen aan paarden en goed. (Lit. 77)
Vergelijk, Slag bij de Nieuwburg 1272 in Bergh; OHZ; Necrologium van Egmond; p. 334. (Lit. 164)
5. Kruisheer II, p. 366, nr. 736; zegelt idem 20-01-1289 (nr. 737) en 06-02-1289 (738) op de Torenburg bij de onderwerping van de Westfriezen. (Lit. 77) Het bewijs dat de baljuw van Kennemerland idem is aan de kastelein van de Torenburg?
6. Kruisheer II, p.383, nr 838. (Lit. 77)
7. Kruisheer II, p. 394, nr. 907
8. Groesbeek meldt, zonder bronvermelding het volgende (Lit. 5, p.221):
Jan graaf van Holland en Jan van Avesnes graaf van Henegouwen geven 'la maison de Nienbourg, Middelburg et Torenbourg en Frise' ter bewaring aan Willem van der Laen, die op zijn beurt beloofd deze burchten bij de eerste aanvraag ter beschikking van beide graven te zullen stellen (1299). Bernd Ooijevaar, medeauteur van deze pagina gaat er vanuit dat Groesbeek kennelijk gebruik heeft gemaakt van het Corpus-Gysseling (M. Gysseling, W. Pijnenburg; Corpus van Middelnederlandse teksten, tot en met het jaar 1300; Nijhoff, 's-Gravenhage; 1977-1981)
Aanvullende literatuur:
(Lit. 5, J.W. Groesbeek, p. 221)
(Lit. 9, E.H.P. Cordfunke, p. 138-139)
(Lit. 12, R.P. de Graaf, p. 246)
(Lit. 61a, P. Noordeloos, p. 4-7)