Middeleeuwse dwangburchten van West-Friesland en Alkmaar |
[Home][Kaart][Introductie][English ][Burchten/kastelen chronologie][Overige objecten][Artikelen][Pre-Hollandse periode][Gegevens- en bronnen] |
[Terug naar inhoud artikelen] [Home] |
Er is nauwelijks iets bekend over de dwangburcht, die Floris V bij Wijdenes liet bouwen nadat hij in 1282 de het oosten van West-Friesland bezette. Stategisch was dit een goede plaats; het vormde een bruggehoofd voor de aanvoer per schip van materieel over de (toenmalige) Zuiderzee en bovendien was het zeer geschikt om gemakkelijk toegang te krijgen naar de rest van West-Friesland. Omdat grote delen van Noord-Holland in die tijd zeer drassig waren en vaak onder water stonden, was West-Friesland alleen goed te bereiken langs de duinen van de Noordzee en vervolgens via een doorgang ten n.o. van Alkmaar.
Waar het huis van Wijdenes precies stond en hoe het kasteel er uitzag is nog niet bekend, maar wat bij het zoeken naar eventuele restanten, wel een relevant gegeven is, dat tijdens de bouw bakstenen zijn gebruikt. Dit materiaal was nodig om het kasteel weerbaar maken. Het is beschreven in Friese kloosterkronieken dat Floris V, voor het bouwen van zijn dwangburchten in West-Friesland, deze bakstenen (zgn. 'kloostermoppen'), uit Friesland liet halen.
Over de eerste bouwfase van het huis van Wijdenes, is in 2019 een onderzoekverslag door de auteur geschreven (pdf, downloadbaar): Over de primaire bouwfase van de kastelen van Medemblik en Wijdenes (Lit. 212). Daarnaast bestaan steeds meer aanwijzingen dat Floris V van een bestaand verdedigingsysteem gebruik heeft gemaakt.
De burcht, "..Enen casteel te Widenisse..", zoals Melis Stoke, 'clerc' en geschiedschrijver in dienst van Floris V en diens opvolgers, in zijn Rijmkroniek van Holland verwoordde, was nog maar 14 jaar in gebruik toen de West-Friezen, na de moord op Floris V op 26 juni 1296, opnieuw in opstand kwamen. Hiertoe waren zij aangezet door Willem van Mechelen, de bisschop van Utrecht.
Nadat zij eerst het Muiderslot hadden belegerd trokken zij op naar Wijdenes en gingen over tot bestorming, inname en totale verwoesting van het kasteel. De kastelein (=de beheerder) van het kasteel, Boudewijn van Naaldwijk, kreeg de gelegenheid om met zijn familie te ontvluchten.
[Inhoud]
Het wapen van Wijdenes | Een, op fantasie gebaseerde, tekening van het slot van Wijdenes door Abraham Rademaker (1677-1735) naar een schets van Andries Schoemaker (1660-1735) (Hoorn, Westfries Archief). |
Of de volksverhalen nu wel of geen grond van waarheid hebben, het staat in ieder geval vast dat het kasteel werkelijk heeft bestaan. De vraag is echter; waar stond het en wat is ermee gebeurd? Het is in ieder geval duidelijk dat de verwoesting in 1296 zo grondig was, dat het in onze tijd zeer moeilijk is om oude fysieke sporen terug te vinden.
[Inhoud]
Het kan niet anders dan dat de ondergang van het kasteel, bouwmateriaal in de vorm van hout en bakstenen moet hebben opgeleverd. Het wordt aangenomen, dat na de afbraak van het kasteel, kloostermoppen, die van het kasteel afkomstig zijn, zijn verwerkt in het 14e eeuwse kerkje van Schellinkhout.
Het middeleeuwse kerkje van Schellinkhout, die voor een klein deel uit kloostermoppen is opgebouwd. | De kerktoren van Hem. De eerste laag kloostermoppen tot ca. 4 meter hoog in de muur van de toren, toont een gevarieerdheid aan stenen, maar in mindere mate dan bij het kerkje in Schellinkhout. (Foto's: Ben Dijkhuis) |
Ook zou een deel kloostermoppen zijn gebruikt in de kerktoren van Hem, die zijn oorsprong heeft in de 16e eeuw. In de muur, aan de noordzijde van het kerkje van Schellinkhout, treffen wij een ca. 2 meter hoge laag met kloostermoppen aan. Opvallend hierbij is de variëteit van deze bakstenen, waaruit is af te leiden, dat de klei, de grondstof van deze stenen, verschillend van samenstelling is. Dit pleit ervoor, dat de stenen van het kerkje misschien van een bouwwerk zijn geweest, dat ooit in een korte tijd gerealiseerd moest worden, zodat de stenen noodgedwongen, niet vanuit één plaats betrokken konden worden.
Omdat de productiviteit van kloostermoppen in een niet al te hoog tempo plaatsvond, was het noodzakelijk om de stenen van verschillende plaatsen te betrekken.
Naast de eerder genoemde Friese kloosters als producenten van kloostermoppen, was ook de kuststreek langs de Noordzee een belangrijke leverancier van dit soort bakstenen.
[Inhoud]
Fragment (vergroting) van een kaart uit 1781. Johannes Dou, landmeter; Coenraet Decker, graveur; Jan van Jagen, graveur; Abraham Deur, graveur. De oudste uitgave in 1682. Aan het einde van de Zuideruitweg (S. uyt weg) wordt het 'Huys te Wydenes' aangeduid. |
Voor wat betreft de locatie van de burcht is het nodig om te zoeken naar aanwijzingen in historisch kaartmateriaal dat tot onze beschikking staat. Inderdaad zijn in oude kaarten enkele aanknopingspunten terug te vinden.
Hierin komen we regelmatig vermeldingen tegen in de vorm van 'het Hof', het 'Hoflant', maar ook het 'Huys te Wijdenes', hoewel de laatste naam echter betrekking heeft op de buitenplaats en woning van de 17e-eeuwse Enkhuizer rechtsgeleerde Dirck Cornelis Baens en niet op het kasteel. Toch werden typische benamingen, zoals Hof, Hofland, Hofweide en Hofstede vaak gegeven aan een stuk land dat bij een kasteel hoorde. Het Hofland bij Wijdenes is reeds vermeld in een stuk uit 1331 en Hofweide in 1346, resp. 35 en 50 jaar na de dood van Floris V. Het naam Hofweide toont aan dat, gedurende het bestaan van het kasteel, argrarische activiteit plaatsvond. We zien hier een parallel met het kasteel van Medemblik, waar ook als onderdeel van het grafelijk domein een Hofweide was.
Op oude kaarten werd het Hofland gesitueerd op de plaats waar de Zuideruitweg eindigt aan de Westfriese Omringdijk, bij het huidige Markermeer. Juist op deze plek treft men tegenwoordig de plaatselijke camping, met de toepasselijke naam, 'Camping 'Het Hof', aan.
Gezien het voorgaande is het zeer aannemelijk dat men juist op deze plaats eventuele restanten van het kasteel zou aan kunnen treffen. Een tijdlang was het de gangbare mening dat het kasteel daar werkelijk gestaan zou kunnen hebben.
In 1962 heeft de kastelenarcheoloog prof. Renaud van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, op deze plek, grondboringen laten doen. Deze liet hij op de onderlinge afstanden van 1 meter verrichten. Dit onderzoek leverde niets op, de boringen stuitten nergens op oude funderingen. Een nieuwe poging werd uitgevoerd in 1996.
De stichting Regionaal Archeologisch Archiverings Project te Amsterdam (RAAP) deed ook een onderzoek op deze plaats. Ditmaal met behulp van een grondradar, een techniek waarbij radargolven de bodem in worden gestuurd. Als deze radargolven een stuk muur of stenen fundering treffen, zullen zij op een andere wijze worden teruggekaatst. Naast het vinden van fundamenten, hoopte men ook om met behulp van deze techniek, de ligging van een eventuele slotgracht te kunnen bepalen. Maar helaas...ook dit onderzoek bracht geen soelaas, zodat de conclusie helder was: het kasteel stond niét op het stuk land met de naam 'Het Hof'. In 2007 werden door dezelfde instantie grondboringen verricht, zonder enig resultaat.
[Inhoud]
Dit resultaat, maar ook de kennis dat in het verleden grote veranderingen in het landschap rondom Wijdenes hebben plaatsgevonden, versterkte een eerder geopperde theorie, dat de restanten van het kasteel zich op de bodem van het Markermeer bevinden.
De dijk bij Wijdenes maakt een merkwaardige knik en er zijn duidelijke aanwijzingen, dat de oorspronkelijke dijk meer zuidelijk lag. Met andere woorden: er is dus land verdwenen. Dit idee wordt ook nog eens bevestigd door een verslag uit 1592 van Pieter Jansz Steenhuys, oud 87 jaar, uit Schellinkhout.
Ongeveer 1000 meter naar het zuiden, bij de Neck (een uitstekend stuk land in het Markermeer) heeft, tot in de eerste helft van de 16e eeuw, buitendijks land gelegen. Meer oostelijk, op ongeveer 400 meter afstand, was een kerkhof gesitueerd.
De Zuideruitweg in Wijdenes. (Foto: Ben Dijkhuis). | Het Markermeer ter hoogte van de Zuideruitweg (Foto: Ben Dijkhuis) |
Dit kerkhof is op een kaart uit 1723 van Maarten Govertsz. uit Oostwoud, ingetekend, met de naam "'t Oude Kerkhof". Het is dan ook waarschijnlijk dat op deze plaats ook een kerk heeft gestaan.
Uit geotechnische profielen van de dijk, die voor het Hoogheemraadschap van Uitwaterende Sluizen zijn gemaakt, blijkt dat de grondlagen onder de Zuideruitweg, de dijk en het Markermeer op een brede zandplaat van ongeveer 200 meter breed liggen. De grond naast deze zandrug bestaat uit klei en veen.
De theorie dat resten van het slot zich inderdaad op de bodem van het Markermeer bevinden wordt ook nog eens gevoed door het volksverhaal, dat men, voordat de Zuiderzee was afgesloten, bij eb restanten van het slot kon zien. Ook onder een 'kopie' van fantasietekening uit 1690 van Andries Schoenmaker blijkt een onderschrift te staan dat in de 18e eeuw nog brokstukken van het kasteel, onder aan de dijk, te vinden waren.
[Inhoud]
Op verzoek van de Historische Vereniging "Suyder Cogge" in Hem/Venhuizen is in de zomer van 1996 een onderzoek gestart door de Landelijke Werkgroep Archeologie onder water (LWAOW) (Lit. 36). Dit onderzoek is begonnen met het duiken aan de voet van de dijk ter hoogte van de Zuideruitweg. Meer zee-inwaarts werden een wijnfles uit het begin van de 18e eeuw, een ijzeren gewicht uit ca. 1800 en een potscherf uit ca. 1400 gevonden, maar geen voorwerpen die wijzen op de aanwezigheid van de resten van een kasteel.
De duikploeg in actie.(Foto's beschikbaar gesteld door dhr. P. Beemster: Historische Vereniging Suyder Cogge, Hem/Venhuizen). |
Als de fundamenten van het 'Huys van Wijdenes' onder de golven van de voormalige Zuiderzee verzwolgen zijn, kunnen storm en kruiend ijs in de afgelopen 700 jaar schade hebben aangericht. Maar ook de visserij heeft zijn steentje kunnen bijdragen tot het aanrichten van schade, vooral bij het gebruik van kornetten, die over de grond gesleept worden en daardoor de grond omploegen met een ijzeren rand aan de voorzijde van de netten. Ook de bodem van het Markermeer is gedaald en bovendien heeft langs de dijk vermoedelijk een stroomgeul gelopen die op de kaart van J. Bleau uit 1699 aangeduid wordt als het Snijdergat. Het opvullen van zo'n geul gebeurt met zand uit de directe omgeving. De bodem daar daalt dan.
Ook eb en vloed hebben hier hun invloed op gehad. Het verschil tussen hoog en laag water was hier vroeger 1,60 meter. Het moet hier een waddengebied geweest zijn. Het is moeilijk te zeggen wanneer het stuk land, waarop de twee stroken kloostermoppen liggen, voorgoed onder water is verdwenen.
[Inhoud]
De kloostermoppen die uit het Markermeer zijn opgedoken, zijn te bezichtigen in het Koggehuis (voorheen het oude Raethuys) in Hem/Venhuizen. Opvallend bij deze stenen is één bijzonder exemplaar, waarin de afdrukken van kattenpootjes zijn te zien. Hieruit blijkt dat katten ook ruim 700 jaar geleden tot de favoriete huisdieren behoorden. Wandelend over de verse klei werden deze pootafdrukken letterlijk vereeuwigd!
Kattenpootjes! |
Klik hier voor meer detail |
Met dank aan de Historische Vereniging "Suyder Cogge", i.h.b. de heer P. Beemster voor het mogelijk maken van bovenstaande foto's en het ter beschikking stellen van het eindverslag van LWAOW, foto's van de duikploeg en diverse krantenknipsels.
Het oude Raethuys van Hem/Venhuizen (Foto: Ben Dijkhuis). |
Geraadpleegde bronnen en literatuur:
(Lit. 7c, H. Janse, p. 165-169)
(Lit. 36, N. Lakeman, M. Franke)
(Lit.37,38,39,40. Diverse persberichten 1996)
(Lit. 212, B.G. Dijkhuis)