Middeleeuwse dwangburchten van West-Friesland en Alkmaar |
[Home][Kaart][Introductie][English ][Burchten/kastelen chronologie][Overige objecten][Artikelen][Pre-Hollandse periode][Gegevens- en bronnen] |
[Terug naar inhoud artikelen] [Home] |
Sinds het kasteel van Medemblik rond het einde van de 19e eeuw, in gereedheid was gebracht om dienst te doen als kantongerecht, is het ruim een eeuw, bewoond geweest. Aanvankelijk door degene, die de rechtbank beheerde met zijn gezin, en kort na de verhuizing van de rechtbank naar elders in 1934, door de familie Bakker. Deze bewoning duurde tot het begin van de tweede grote restauratie van het kasteel in 1962. Na deze restauratie hebben Henk en Ina de Beer in het kasteel gewoond. Daarna gedurende zeven jaar werd de burcht bewoond door Chris Geusebroek, totdat de vrijwilligers van het kasteel, de ruimte een paar jaar geleden nodig hadden.
Ik heb Marijan Bakker, die in het kasteel is geboren, bereid gevonden om haar verhaal te doen.
Ben Dijkhuis, september 2008. Update 18 januari 2023.
De oorspronkelijke meelmolen op de dijk bij Medemblik in 1928, direct na de faillietverklaring. (Bron: Marijan Bakker, krantenfoto uit 1928). |
Binky, de kasteelhond. (Foto: Marijan Bakker) |
Het gezin Bakker voor het kasteel. Vooraan de auteur van dit artikel in haar jeugdjaren. (Foto: Marijan Bakker) |
In Kasteel Radboud was in die tijd het kantongerecht gevestigd. En als griffier of conciërge (dat weet ik niet precies) woonde daar Abe Bethlehem, de broer van Geert Bethlehem en oom van de juwelier. Het kantongerecht ging verhuizen en de woonruimte in het souterrain kwam leeg. Omdat mijn vader bevriend was met Geert Bethlehem, hoorde hij hiervan. Dat was natuurlijk een buitenkansje, want in het kasteel wonen betekende vrij wonen en gratis brandstof. Hij had inmiddels mijn moeder, Hiltje Bossen leren kennen en wilde graag trouwen. Dus zijn mijn ouders op 5 mei 1934 getrouwd en in het Kasteel Radboud gaan wonen.
Ooit hadden we het over de waterput bij het Kasteel (rechts naast het groepje, tegen de kasteelmuur). Mijn moeder putte er voor de oorlog water uit. (Foto: Marijan Bakker) |
(Update 18-01-2023). Ik heb nog een foto van Kasteel Radboud uit ca. 1910 gevonden waarop beter te zien is hoe het met de waterput zat. Volgens mijn broer moet de put waar de regenpijp op uitkomt een overloop gevormd hebben naar de waterput links op de foto die de werkelijke put was waaruit water werd geput. Eerlijk gezegd was ik dat helemaal vergeten maar broer Piet heeft kennelijk een beter geheugen dan ik! Toen ik klein was hadden we trouwens al kraantjeswater. (Prentbriefkaart, ca. 1910, K.H. Idema) |
Veel gebeurde er niet in die jaren in het kasteel. Mijn moeder leidde het langskomende bezoek rond en met de fooien verdiende ze een centje bij. Mijn vader had gewoon een baan, eerst bij de zaadhandel van Visser, later als kraanmachinist/bedrijfsleider bij Heerdt.
In de oorlog werden een tijdlang schilderijen uit het Rijksmuseum1) opgeslagen. Maar daar was niet veel van te zien omdat ze uit de lijst waren genomen.
Soms werd er een feest georganiseerd, waarna mijn moeder moest schoonmaken. Na een dergelijk feest ben ik mijn jonge kat kwijtgeraakt. Meegenomen denken wij.
En één keer per jaar werd het zgn. Zeekamp gehouden. Dan werden de grote zalen met stapelbedden van de marine ingericht als slaapruimte voor tieners. Op de grasvelden werden grote tenten opgezet waarin les gegeven werd, gegeten en de ontgroening plaatsvond.
In 19622) begon de restauratie van het kasteel. Eigenlijk moesten we het toen ook verlaten. Juist in die periode, werd het gehele Provinciale Ziekenhuis3) langzamerhand overgeplaatst naar Castricum. En de verpleger die inmiddels in het huis op de Meerlaan woonde, dat nu alleen van mijn ouders was, kon ook elk moment verhuizen. Mijn ouders wilden niet voor een korte periode intrek nemen in een huurhuis, nu hun eigen huis beschikbaar kwam.
Daarom woonden wij de strenge winter van 1962/1963 nog in het Kasteel. Het was er buitengewoon koud, ondanks extra dekens. Het toilet, dat loosde op de gracht, raakte ook bevroren. Toen het ging dooien bleken alle goudkarpers in de slotgracht gestikt te zijn. Een walhalla voor onze hond Binky, voor ons een onvoorstelbare stank.
Dat was het einde van een voor mijn ouders lange periode uit hun leven. Mijn moeder vond het jammer, vooral vanwege het verlies van contacten. Mijn vader wilde eigenlijk liever in een gewoon huis wonen.
Marijan Bakker, 24 augustus 2008
(Red. Ben Dijkhuis)