Middeleeuwse dwangburchten van West-Friesland en Alkmaar |
[Home][Kaart][Introductie][English ][Burchten/kastelen chronologie][Overige objecten][Artikelen][Pre-Hollandse periode][Gegevens- en bronnen] |
[Terug naar inhoud artikelen] [Home] |
Afbeelding: De Torenburg. Litho van P.W.M. Trap: (1854) In: J. van Lennep, W.J. Hofdijk; Merkwaardige kasteelen in Nederland. |
Een detail van het oudste stadszegel van de stad Alkmaar uit 1299. Een afbeelding van de Torenburg? (Lit. 9) |
Het uiterlijk van de vermeende grondslagen van de Torenburg. (Lit. 9). De originele afbeelding van de plattegrond uit 1835 vindt u hier. |
H. Tavenier: De Friese Buitenpoort (1787). Volgens een oud manuscript zou het uiterlijk gebaseerd zijn op die van de Torenburg. (Regionaal Archief Alkmaar, PR 1000711) |
Deze gegevens zijn helaas niet controleerbaar. Het originele oude manuscript waaruit Croll zijn gegevens haalde bevond zich niet meer in de verzameling-Eikelenburg. En dat is jammer want het verdwenen document verwijst naar oudere bronnen die in onze tijd onbekend zijn. (Lit. 9)
Eerst moeten wat zaken omtrent deze oude vermeldingen op een rij worden gezet.
Bij het werk aan het Noord-Hollands Kanaal in 1835 moest ook het toenmalige bastion en de Friese Poort verdwijnen. Bij het graven werd ter hoogte van de Herenstraat enkele funderingen blootgelegd, waarvan men veronderstelde dat deze aan de Torenburg toebehoorden. Naast de fundamenten van muren en torens, vond men divers paalwerk en beschoeiing, alsmede huisraad, schedels en wapentuig. Op de plattegrond zien we muren van ca. 1 meter breed en twee zware torens met een uitwendige middellijn van ca. 7,5 m. We zien in een oogopslag de onregelmatige vorm van het funderingstelsel. Dit is in tegenstelling met de eerder genoemde veronderstelling van een vierkante burcht. Ook lijken er een aantal bouwfasen te zijn, deze zijn zichtbaar in het zuidelijke gedeelte. Het centrale deel doet overigens denken aan de resten van een poortgebouw met twee hoektorens (barbacane?).
Aan de houten beschoeiing aan de westkant kunnen we afleiden dat de blootgelegde funderingen aan het water grensde.
Het idee dat deze muurresten van de Torenburg zijn, is nu herzien. Het is na onderzoek aannemelijk geworden dat de gevonden funderingen afkomstig zijn van de oudste Friese Poort, die in 1528 gereed was gekomen.(Lit. 218)
De (ondertussen verdwenen) funderingen die aan de Torenburg werden toegeschreven, geprojecteerd in de huidige situatie, de oriëntatie van het stelsel blijkt achteraf niet correct te zijn. (Tekening: E.H.P. Cordfunke)(Lit. 9) |
A. Rademaker: Fantasie penseeltekening van de Torenburg (1730): "'t Kasteel Toornenburg"..."lag oudstijds in Westfriesland bij Alkmaar". (Regionaal Archief Alkmaar, PR 1000793 ) |
Volgens Cordunke is het mogelijk om een idee van de omvang van het terrein van de Torenburg te benaderen. Het gebied bestond in ieder geval uit twee delen: (Lit. 9)
Hoog-Torenburg werd in 1528 tijdens de aanleg van het verdedigingswerk (stadswallen en grachten) van Alkmaar doorgraven, hierdoor kwam een deel van Hoog-Torenburg binnen de veste van Alkmaar te liggen, waaronder de "kooltuin". Deze grond werd spoedig bebouwd.
Van oorsprong lag de Torenburg ten noorden aan het Voormeer. Het huidige straatje Torenbrug lag op de bedijking van dit meer en geeft zo de zuidelijke begrenzing van Hoog-Torenburg aan.
Volgens E.H.P. Cordfunke is deze terug te vinden op de kaart van Drebbel van de stad Alkmaar uit 1597. Deze begrenzing is aangegeven met een banpaal. In de 17e eeuw is deze grens verdwenen.
De ligging daarvan is af te leiden uit een document van 17 sept. 1577, waarin melding wordt gemaakt dat de stad Alkmaar enkele roeden van Hoog-Torenburg afneemt ten behoeve van een blokhuis buiten de Friese Poort
De afmetingen tussen de vastgestelde begrenzingen zijn kleiner dan 2 morgen (ca. 1,5 morgen).
Ook werd tijdens archeologisch onderzoek in 1969 de oostelijke grens van de "kooltuin" teruggevonden. Men trof namelijk resten van een beschoeiing aan.(Lit.9)
Laag Torenburg grensde aan Hoog Torenburg. Deze werd door sloten begrensd zoals aangegeven op de kaart van Louris Pieterz. uit 1573, maar ook op de plattegrond van Jacob van Deventer (ca. 1560).
Enkele kenmerken met betrekking tot Hoog Torenburg op de kaart van Drebbel (1597), zoals dat door Cordfunke is aangegeven. |
Hoog- en Laag Torenburg op de plattegrond van Jacob van Deventer (ca. 1560), zoals dat door Cordfunke is aangegeven. |
Over de exacte locatie van het kasteel valt helaas nog steeds weinig te zeggen. Volgens het archeologisch verslag door de stadsarcheoloog P. Bitter uit 2010, is er een proefsleufonderzoek gedaan aan de noordzijde van de Friese brug, met als doel om tot meer inzicht te komen. Desondanks is er nog steeds geen eenduidig uitsluitsel over de locatie. Voorlopig houdt men erop dat de resten van het kasteel geheel in het Noordhollands Kanaal is vergraven.(Lit. 218)
"Van de Driesprong af strekt zig langs den Omloop, een stukweegs na de Zwijnmeir , 't veldt, Hoog-Torenburg genoemdt. Het vertoondt zig eene voet boven den Zomerpeil, en zigtbaar genoeg, 't beloop van 't Slot, daar weleer getimmerdt; in zulker wijze, dat de Beschouwer niet laaten kan zig in te beelden, in den begraasden grondt, den plaats van de grondvesten der Torens, een gedeelte van den kring der Graften te zien. Een gedeelte, zeg ik, want zulx blijkt uit de grondspeuren; en de Gedenkschriften zeggen, dat een gedeelte is vernietigdt door het delven der Graft en het bouwen der Vesting, binnen welke egter de Straat het Torenburch nog den naam bewaardt, en een stuk grondts, eer 't betimmerdt wierdt, klein Torenburg pleegte heeten. Beide, zoo ik agte, dus genaamdt, omdat de omtrek der Burg zig tot daar aan toe uitbreide; vertoonende de speuren van zijne Graft een stuk van eenen kring, van welke de middellijn wel tot zoo verre zoude reiken.
Ook hebbe ik, by 't verbouwen eener wooning in de Straat het Torenburg, zien sloopen eenen brok muurs, opgehaaldt van steenen, even eens als anderen my uit de puinhoopen der Sterkte ter hand gekoomen; hoedanige men ontrent den tydt zijner bouwing, nooit, zoo ik agte, daar na, heeft gebakken.
De Buurte de Kooltuin grenst aan de zuidwestkant van den grondt van het Torenburg; desgelijks doet ook de bodem van het Luttikoutdorp.
Dat de Koolhof der Sterkte op de plaatze van de Kooltuin, en Luttikoutdorp eertijds, ver buiten Alkmaar, een kleiner samenwooning van menschen, dan Outdorp, geweest is, zeggen de Overleveringen, die ik niet zie waarom men in dit geval geloove kan weigeren."
"Duurende de toerustingen tot deezen oorlogstogt, in dit zelve Jaar twaalhonderdt vyf en vyftig, werd 'er op Koninglijk beveel oostwaard van Alkmaar, een Slot gebouwdt, dat de naam Torenburg wierdt toegeëigendt, zoo men zegt, ter geheugnis van 's Vorsten toorn tegen de Vriezen.
Tusschen den grondt, daar op de buurten van Alkmaar zig verspreiden, en den Burgt lag doe ter tijdt eene streek Landts, maar een weinig booven 't gemeene Zoomerwaater verheeven; derhalve moerassig, week by gemeen Ty, onbegangbaar by den winter. Die delling strekte zig van, daar nu de Paardesteeg legt, tot verder Oostwaardt, dan 't veldt Hoogtorenburg; gelijk af te meeten is uit de gedaante van 't overschot, heden buiten den ring der Vesten tusschen de Oude Hoornsche Vaart en de Zwijnmeir begreepen.
Over zulx, om noodigen toegang tot de Sterkte te hebben, werdt 'er dwars door den poel heene opgeslaagen een Dijk, die nog heeden gezien en de Dijk wordt geheeten.
Van dien Dijk af westwaardt aan wierdt ook teffens een weg gemaakt, die, zeedert tot op deezen dag met den naam Koningsweg bekendt, naar myn oordeel te onregt gezegdt wordt uit het Moeras gemaakt te zyn."
Een fragment van de plattegrond van Alkmaar door Jacob van Deventer (ca. 1560) met de loop van de Munnikenweg in die tijd. De verdedigingsstructuur is met een oranje cirkel weergegeven. |
Geraadpleegde bronnen en literatuur:
(Lit. 9, E.H.P. Cordfunke, p. 90,138-150)
(Lit. 2, J. van Lennep, W.J. Hofdijk (1854), deel I-1, p.83-100)
(Lit.158, S. Eikelenberg, p. 10,11,78,79)
(Lit.203, M. Gumbert-Hepp, J.P. Gumbert, p. 321)
(Lit.213, R. Gruben, en N. de Jong-Lambregts, p. 82)
(Lit. 218, P. Bitter, p. 60-62, 66)
(Lit. 220, W.A. Fasel, p. 61)