Middeleeuwse dwangburchten van West-Friesland en Alkmaar
[Home][Kaart][Introductie][English ][Burchten/kastelen chronologie][Overige objecten][Artikelen][Pre-Hollandse periode][Gegevens- en bronnen]

[Terug naar inhoud chronologie]      [Home]

Kasteel de Nieuwburg in de 16de eeuw.

Verwoesting.

(Bijgewerkt op 20-07-2020)
← De Nieuwburg in de 15de eeuw
De Nieuwburg in de 17de tot en met de 19de eeuw →

De kastelein en baljuws van het baljuwschap de Nieuwburg en eigenaars van de Hofstede:


Graafschap Holland onder het Habsburgse huis (vervolg)

Jan Gerritsz. door Jacob Cornelisz. van Oostzanen
Jacob Cornelisz. van Oostzanen (uitsnede): Jan Gerritz. van Egmond, baljuw van de Nieuwburg.
(Amsterdam, Rijksmuseum, SK-A-3838)

In 1504 (Lit.8) of 1507 (Lit.5) werd door graaf Jan III van Egmond het, hem toekomende, kastelein-, baljuw- en rentmeesterschap van de Nieuwburg opgedragen aan Jan Gerritsz. (van Egmond) tegen een jaarlijkse pacht van 500 pond Vlaams. Hij werd voor het eerst in 1499 genoemd in het Egmondse leenregister. Jan Gerritsz. was de zoon van Gerrit Willemsz (van Egmond van de Nijenburg), één van de schepenen en burgemeesters van Alkmaar en diens vrouw Aleid van Zanen. In de rekening van 20 januari 1517 betaalde Jan Gerritsz. een pacht van 600 pond en ook nog eens een een vat boter. Jan Gerritsz. bleef het ambt dragen tot aan zijn dood in 1523.

Na de grondige onderhoudswerkzaamheden aan het kasteel in de periode 1477/1478 zou men verwachten dat voorlopig een eind was gekomen aan het herstel van het slot. Maar reeds 1508 gelaste de Rekenkamer opnieuw reparaties. Dit was waarschijnlijk het gevolg door de vernielingen die waren toegebracht tijdens de 'Kaas- en Brood'-opstand van 1492.
In eerste instantie werd het dak hersteld met 'Rijnsche' en 'Luycse' leien. Ook werd lood aangevoerd. (Lit. 8)
Verder werden er bakstenen besteld om "...al die thinnen diechte te maeken...". Reyer Scuytmaker ontving 20 s. "...van de poert ende brugge van tvoorhuis te teeren om te langer mogen duyrren..."

In de diverse rekeningen werden weer reparaties aan de Phebustoren (Vobistoren) genoemd: (Lit. 8)

De baljuw en zijn gezin hebben op de Nieuwburg gewoond, hetgeeen blijkt uit de beschrijving een strafzaak van 1502 (Lit. 8). Deze zaak had betrekking op een zekere Geertruid Pieter Brouwers uit Amsterdam, die op de Nieuwburg gevangen zat. Zij had in bijzijn van de schout een stuk land verkocht in Ursem. Toch ontkende ze de verkoop en beschuldigde de schout van valsheid in geschrifte omdat hij een valse acte opgemaakt zou hebben. Omdat dit een belediging van het openbaar gezag was, kreeg zij een boete. Omdat de baljuw bang was dat zij de benen zou nemen zonder te betalen, werd zij gevangen gezet. Hieraan is een aparte pagina gewijd: De hechtenis van Geertruid Pieter Brouwers

Graafschap Holland onder het Spaans-Habsburgse huis (1515)

Vernietiging van een burcht.

Grote Pier en trawanten vernietigen de Nieuwburg en Middelburg
Nog tijdens de ambtsperiode van Jan Gerritsz. van Egmond, was 1517 het jaar dat het einde van de Nieuwburg en de Middelburg betekende. In zijn haat tegen de Hollanders en tot genoegen van Karel van Gelre (ironisch genoeg ook een telg uit het geslacht van Egmond!: Karel van Egmond, 1467-1538), die werd gedreven door expansiedrift, vond er een interventie plaats van Friese en Gelderse troepen in West-Friesland, waarbij Medemblik als eerste werd geplunderd en in brand werd gestoken. In hun verdere tocht door Holland, deden ze ook de stad Alkmaar aan en vernietigden in het voorbijgaan ook de Nieuwburg en de Middelburg. Dit gebeurde mede onder leiding van Grote Pier. Deze ongeregelde bende van Friese en Gelderse huurlingen, kreeg de naam de 'Zwarte Hoop'. Na het plunderen van de kastelen werden ze vervolgens in brand gestoken. Dit had gevolg dat er niets meer van deze machtige kastelen overbleef dan twee ruïnes.

Belonje citeert hierbij rentmeester Adriaan Stalpart (10 januari 1546)(Lit. 8):

"..twee huysen off burgen, die te staen plaegen buyten ende omtrent de stede van Alcmaer, d'eene genaempt die Nyenburg [de Nieuwburg], daerinne een bailliu van der Nyenburch te resideren plach, ende d'ander die Middelburch, daerinne een rentmeester van Kennemerlant ende Westvrieslandt zijn domicilium houdende was, ende die bij den Gelderschen Vryesen in den jaer XVC ende zeventhien naer zy die steden van Medemblick ende Alcmaer ingenomen ende gepilleert hadden, afgebrant zijn geweest.."

[Voor meer over Grote Pier lees dan de artikelen: Grote Pier. Een historisch relaas over een Fries krijgsheer en Grote Pier en de Arumer Zwarte Hoop in 1517. Een verslag uit Hollandse en Friese historische bronnen.]

Wat nu te doen met de restanten van de kastelen. Acht jaar lang heeft men hierover gepiekerd, maar uiteindelijk gaf de Rekenkamer opdracht aan de rentmeester van Kennemerland om de Nieuwburg en Middelburg te laten afbreken. De stenen zouden netjes worden afgebikt en verzameld zodat zij nog geld konden opbrengen. Van het bedrag zou 2/3 deel naar Karel V (van Habsburg) gaan. De arbeiders die de klus zouden klaren zouden de rest krijgen (11 augustus 1525).

Ook in die tijd bestond er een marktwerking: voor deze klus meldde zich niemand, want de opbrengs van 1/3 voor de arbeiders was wel heel erg karig. Toen het aandeel van de arbeiders werd verhoogd, ging Willem Cornelisz. uit Haarlem aan de slag en in mum van tijd waren de kastelen grotendeels afgebroken. De fundering was blijven zitten, maar ook een deel bovengronds. In 1528 kocht de stad Alkmaar deze restanten van de rentmeester en sloper voor 20 pond. Er was wel een voorwaarde aan deze koop verbonden: de overeenkomst werd ontbonden als het niet mogelijk was om de stenen van de fundering er heel uit te krijgen.

Het duurde tot 4 september 1541 tot de burgemeesters van Alkmaar ontdekten dat de fundering uit 'gegoten werk' bestond, zodat de stenen niet los te krijgen waren. En gelukkig maar, daarom zijn de resten van de funderingen in onze tijd weer teruggevonden! Maar de koop werd natuurlijk ongedaan gemaakt. De totale rekening is in 1546 opgemaakt, zoals blijkt uit het document van rentmeester Adriaan Stalpart in 1546. De volledige transcriptie van deze rekening is voor deze website beschikbaar: Rekening van rentmeester Adriaan Stalpart van de verkoop van steen, cement, ijzer en andere zaken, na de sloop van de Middelburg en Nieuwburg

Het baljuw-, rentmeester- en kasteleinschap van de Nieuwburg werden, ondanks de totale verwoesting, nog steeds gehandhaafd en waren nog steeds in handen van de graven van Egmond. Er bestaat een akte waarin graaf Lamoraal van Egmond de uitoefening van deze functies opdroegen aan de zoon van Jan Gerritz. (de voormalige baljuw): Jan Jansz.

De ambtsperiode van Jan Jansz., als baljuw van de Nieuwburg, eindigde waarschijnlijk gelijktijdig met de zeggenschap van de van Egmonds over de Nieuwburg, welke werd overgenomen door de Hollandse Grafelijkheid. In deze hoedanigheid werd jr. Joost van Veen in 1551 benoemd tot baljuw. Lit.5Lit.8


Detail van een kaart uit 1566 Lauris Pieterz., landmeter, met het terrein van de Nieuwburg. Links een deel van het Vroner Meer.
Detail van een kaart uit 1566 Lauris Pieterz., landmeter, met het terrein van de Nieuwburg. Links een deel van het Vroner Meer. (Lit. 8)Anoniem (1900): 'Ruïne van Nieuwburg'. Kaart van de bouwvallen en het land van Nieuwburg in de eerste helft van de zestiende eeuw.
(Regionaal Archief Alkmaar, PR 1005153)
De Alkmaarse burgemeester Adriaen Doedesz. had in 1557 de resten van de Nieuwburg bezocht (Lit.5)(Lit.8), en beweerde dat hij de Phebustoren had gezien, inclusief de stoffelijke resten van het betrokken slachtoffer. (Lit. 156) (Boomkamp citeert uit een handschrift van 1557):

"Anno 1557 heb ik, den zelven Phobustooren gezien, waer in de Verrader van Vrooncn gemetselt geweest is en ben op de Ruïnen geweest, die als toen nog zoo genoemt werden, welke Ruïne van 't Huis gebikt, ende te Alkmaer gebragt werden, daer Neyenburgs Huis by de Doelen eensdeels van gebouwt is, met de Muur aen 't Water, ende veele Steenen werden verkogt by de Neyenburgen, die 't Landt van de Koning ende de Rekenkamer gekogt hadden, latende zy het zelve af karren, en 't laege Landt met de aerde van de Wallen en anders verhoogen, ende de Gragten die toegegroeit waren lieten zy mede verhoogen, onder allen is daer gevonden digt onder Phobustooren, in het delven, een Hooft en Gebeente, 't welk ik gezien heb, en in myn handen nam, daer op de Huisluiden zeiden, dat het moeste zyn het hooft van Phobus met de gebeentens. "

Eikelenberg schreef aldus dat van de stenen van de Nieuwburg, Adriaan zijn stadshuis aan de Papen- of Doelenstraat, hoek Nieuwesloot optrok, wat door iedereen (Belonje, Rombach) is overgenomen en niet onwaarschijnlijk lijkt. In dit gebouw was de 'Cinema', een voormalige bioscoop gevestigd en is nu gemeentelijk monument.3:

De 'Hofweide' of 'Schaepsvenne' bij Oudorp, een stuk grond van 18 morgen groot, waarop de resten van de Nieuwburg stonden, werd op 2 mei 1556 voor 5000 pond van Domeinen aangekocht. De kopers waren erven van Gerrit Willemsz (=de vader van Jan Gerritz. van Egmond van de Nijenburg) 2:

De kopers probeerden het puin weg te ruimen, de grachten te dempen en de geëgaliseerde grond te verkavelen. De fundering liet zich nog steeds niet gemakkelijk verwijderen, zodat de werkzaamheden pas in 1566 'voltooid' waren. Toch bleven er nog lang twee stukken van de ruïne boven de grond zichtbaar.

In 1561 was men van plan om de grond om het kasteel te verkavelen. Maar dat ging niet door, tot 1618 bleef 'de Hofweide' onverdeeld bezit.

Het ambt van baljuw van de Nieuwburg was overigens nog niet opgeheven. Eikelenberg meldde dat het ambt in 1572 werd bekleed door Arnout van Tol: (Lit. 156)

"Volgens aentekening van 's Stadts Resolutieboek was den 16 Juny de Heer Aernout van Tol, Bailliuw van de Nieuwburg by provisie geaccordeert."

Uitsnede van de kaart van Alkmaar uit ca. 1560, die door Jacob van Deventer in opdracht van Filips II van Spanje is vervaardigd. Rechts bovenaan, de Nieuwburg (aangeduid met: Noorderburcht?). Linksonder de Middelburg en middenonder de restanten van het Carmelitenklooster.

Het beleg van Alkmaar
Vijf jaar na het begin van de Tachtigjarige Oorlog in 1573 nam het Spaanse leger Haarlem in. Met dezelfde bedoeling trokken ze op naar Alkmaar en gingen over tot belegering van de stad. Dit beleg duurde van 21 augustus tot en met 8 oktober 1573, maar liep uit op een complete mislukking. De stad kon op de laatstgenoemde datum worden ontzet, nadat Diederik van Sonoy, geuzenleider en gouverneur van het Noorderkwartier van Holland, in opdracht van Willem van Oranje, de dijken rond Alkmaar liet doorsteken. Het stijgende water en de ondergelopen delen van het omringende land bemoeilijkte het om de belegering vol te houden, waarna de Spaanse troepen zich terugtrokken.

Vanzelfsprekend speelden de grafelijke kastelen de Nieuwburg en de Middelburg al lang geen militaire rol meer. Op de afbeelding hieronder toont een voorstelling van het beleg. Op een fragment van deze gravure zijn duidelijk een tweetal ruïnes te herkennen. Twee gebouwrestanten zijn duidelijk herkenbaar, die van de Nieuwburg en van het nabije Carmelitenklooster. Duidelijk herkenbaar, is de dijk die de huidige Munnikenweg vormt. De restanten van de Middelburg, die zich iets ten westen (links) van het klooster bevonden, zijn niet op deze afbeelding zichtbaar.

Beleg van Alkmaar. Anonieme ets (1680)Detail van bovenstaande gravure van het beleg van Alkmaar.
Anoniem (1680): Beleg van Alkmaar 1573
(Regionaal Archief Alkmaar, PR 1004104_2)
Detail van de nevenstaande afbeelding.

← De Nieuwburg in de 15de eeuw
De Nieuwburg in de 17de tot en met de 19de eeuw →

Voetnoten:
1. Naar mededeling van dhr. Willem van den Berg, ontwikkelaar van het Historisch Kadaster Alkmaar (bijdrage ontvangen op 25-05-2011). Dhr. van den Berg refereert naar de oudste regeringslijst van Alkmaar (Regionaal archief Alkmaar: 0001 Inventaris van het Stadsarchief Alkmaar, inv.nr. 282)
2. Dhr. Willem van den Berg geeft deze extra aanvulling (bijdrage ontvangen op 25-05-2011) aan de hand van het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek deel 2
3. Dhr. Willem van den Berg geeft een aanvulling in deze.

Geraadpleegde bronnen en literatuur:
(Lit. 5, J.W. Groesbeek, p. 211-213)
(Lit. 8, J. Belonje, p. 22,26,27,29,34,36,38)
(Lit. 156, G. Boomkamp, p. 129, 165)

[Vorige][Volgende] [Home]