Middeleeuwse dwangburchten van West-Friesland en Alkmaar |
[Home][Kaart][Introductie][English ][Burchten/kastelen chronologie][Overige objecten][Artikelen][Pre-Hollandse periode][Gegevens- en bronnen] |
[Terug naar inhoud chronologie] [Home] |
De kasteleins (slotvoogden) van het kasteel, baljuws van Medemblik en dijkgraven van de Vier Noorder Koggen:
Hieronder een citaat uit J. van Lennep, W.J. Hofdijk: Merkwaardige kasteelen in Nederland (Lit. 2). Hieruit blijkt wel een zéér romantische visie op het dagelijks leven, in de vijftiende eeuw, in het Medemblikker kasteel, ten tijde van vrede:
"....In tijden van vrede moet de levenswijze op een kasteel aan den uithoek van het stille West-Friesland, aan den oever der zee, ongetwijfeld met veel eentonigheid zijn verbonden geweest. Ambtsbezigheden, rechtszittingen, het schouwen van dijken, wegen, vaarten, en sloten, wapenschouwingen en wapenoefeningen, dat alles zal wel eens zijn afgewisseld door eenigen tocht voor vermaak te land of ter zee, door een jacht met honden op hazen, met vogels op reigers, ganzen, of eenden; kegelen, klossen, kaatsen, en boogschieten konden er ieder op zijn tijd even genoechlyke uitspanning zijn by den dag, als de worptafel of het schaakbord by den avond; maar levendigheid van verkeer, bezoek van Edele buren, vrienden, of verwanten - dat behoorde er ongetwijfeld tot de groote zeldsaamheden. Wie zou er heen reizen in 't hart van dat lage, vochte Friesland, tusschen die meiren, wateren, en poelen door, waar het oog op de met rietgorzen omzoomde vlakten niets ontwaarde dan koeien, dorpers, en dorpelyke woningen en schuiten, en waar nog wel hier en daar een enkel kerkgebouw, maar geen adellyk landslot de blaauwe spitsen fier opwaarts hief....." |
Afbeelding: Het kasteel van Medemblik in volle glorie. Cornelis Springer (1817-1891), lithografie. In: J. van Lennep, W.J. Hofdijk; Merkwaardige kasteelen in Nederland. |
Heer Willem Garbrand van der Cou(l)ster was trezorier aan het hof van graaf Albrecht en werd in 1399 door zijn zoon Garbrand opgevolgd. Garbrand Willemsz. was eerder proost van Bergen. Nadat hij in maart 1402 was afgetreden, werd het tresorierschap een tijd lang door Filips van den Dorp bekleed. In 1403 kreeg hij zijn functie als trezorier terug, hetgeen tot aan de dood van graaf Albrecht (22-7-1404) duurde. Nadat Garbrand ontslagen was, werden zijn rekeningen in den Haag op 24 en 25 januari 1405 afgehoord, ondanks dat er 'onregelmatigheden' waren gevonden. Uiteindelijk moest hij zich daarvoor verantwoorden aan het grafelijke hof van Willem VI. Omdat hij verdacht werd van een misdrijf, werd hij in Den Haag in bewaring genomen en op 8 april werd hij onder een groep van 32 bewapende mannen naar Medemblik vervoerd en in het kasteel gevangen gezet. Op 1 juli 1405 werd zijn straf door de graaf kwijtgescholden. Desondanks bleef hij gevangen in het kasteel en overleed daar op 10 september in hetzelfde jaar. Zijn begrafenis werd door het baljuwschap betaald. Deze hele geschiedenis had nogal een nare bijsmaak vanwege een veronderstelling dat er wellicht politieke motieven bestonden bij zijn veroordeling. (Lit. 114)
In een rekening van 1404 wordt vermeld dat een zekere Wouter van Gent kastelein was tegen een jaarsalaris van 450 Hollandse Schilden. Met dit geld moest hij wel het slot onderhouden.
Willem van Brederode wordt in in 1406 genoemd in een rekening ten behoeve van het huwelijk van Jacoba van Beieren en Jan, hertog van Touraine (Lit. 162)2:
"ontfain van Willem van Brederode bailiu van Medembliic, c vranx cronen. Idem: ontfain van Bairtout van Assendelft, bailiu van Kennemerlant ende van Vrieslant, xc vranx cronen"
Vanaf 1350 regende het reeds over klachten over het gedrag van de baljuws, wegens machtsmisbruik. In 1400 ontsnapte de baljuw van Medemblik, Coen van Harlaer zelfs aan een lynchpartij. Daarop wilden Albrecht en zijn zoon Willem VI het baljuwschap opheffen en aan de West-Friese dorpen (en combinaties), stadsrechten verlenen, zodat rond 1413/14 het baljuwschap en kasteleinschap van het kasteel van Medemblik van elkaar werden gescheiden.
Het proces van het afzwakken van de West-Friese baljuwschappen, werd langzamerhand voortgezet, toen in 1402 Schellinkhout stadsrechten kreeg, vervolgens Hoogwoud in 1414 en eindigend met de toekenning van stadsrechten aan Schagen 1415. De rest van de dorpen moest zich onder een bestaande stad schikken.
Op 12 maart 1413 (paasstijl) kwam er een eind aan het baljuwschap, en werd het dijkgraafschap aan het kasteleinschap gekoppeld. Hierbij verleende Willem VI het tijdelijke kasteleinschap, het dijkgraafschap en schoutambacht aan Daniel van Cralingen:
"Willem....doen cond allen luden, dat wy bevolen hebben ende bevelen met desen brieve Danel van Cralingen onse huys ende Casteleynscip tot Medenblic, ende onse Dijcgraefacip van Medemblic, die Heemraden te kiesen ende te eeden, als custumelic is, ende dat Scout ambocht van Medenblic mitten Gerechte aldair te setten, ende te ontsetten, so wanneer hem des genoecht, ende custumelic is, mitten allen horen toebehoren, te bedriven, te bewaren, ende te regieren, als dair toebehoirfc,geliken een Casteleyn ende Dijcgrave, ende een goet man schuldich is te doen: behoudelic dat hi onse Scout van Medenblic tot geenre tijt verseiten en sal dan bi onse wille." (Lit. 168)
Desondanks bestaan er bronnen, die aangeven dat het Oosterbaljuwschap (Hoogwouder en Drechtinger Ambacht), in naam, zeker tot ver in de 15de eeuw heeft bestaan (Lit. 144) (Zie ook de tabel van grafelijke lenen onderaan deze pagina). De opsplitsing in de Vier Noorder Koggen en Drechterland vond echter in 1503 plaats.
Dirk van Zandhorst werd in 1414 kastelein en schout van Medemblik. Hij was getrouwd met de bastaardzuster van Willem VI; Margrite. Deze slotvoogd kreeg geen salaris, maar zijn inkomsten waren verzekerd, door de tiendheffing, de visserij en uit boeten, die hij vanuit zijn functie als schout oplegde. (Lit. 168)
De stadhouder van dat moment, Jan III (van Egmond) was niet blij met schout Dirk van Zandhorst en onthief hem van zijn functies. Bovendien moest hij afstand doen van de tienden en de visserij (1419). In plaats daarvan zou hij een rente ontvangen van 15 Engelse nobels per jaar (vanuit de renten van Crabbendijke). Pas aan het einde van de 15e eeuw zou de koppeling tussen het kasteleinschap en de inkomsten uit de tienden ongedaan worden gemaakt.
Daniel van Cralingen kreeg in 1419 de opdracht van de trezorier om het laatste half jaar in het kasteel verblijf te hebben, waar Gijsbrecht van Rietveld het kasteleinschap kreeg. De tresorier Floris van Borsele maakte de rekening van de kosten van dit verblijf op, maar ook van de kosten van het reizen van Daniel van Cralingen, van het kasteel naar elders, vice versa. Daarnaast werden ook onkosten opgevoerd die betrekking hadden op reparaties aan het kasteel:
"Dit is dat Danel voirscreven opten huyse vertymmert heeft aen bruggen ende dat bouhuys te scoren ende anders dat tot sommer stede opten huyse
te doen was.
Eerst om spikeren xlii gr / Item, den tymmerman gegeven van tymmeren twe aernymse gulden, facit iiij lb xviii gr / Item, gegeven drie manne, die dye poert
op braecken, doe dat huys eerst opgegeven wort een lb / Item, die aorde int backhuys weder te effenen ende die plaets ende thuys scoen te maken ende thout te samen te brengen
cost xxxii gr"3a
Eerder dat jaar claimde Jan van Brabant het kasteel en stuurde zijn trezorier naar het slot.3b
Door het getouwtrek tijdens de 'Hoekse en Kabeljauwse Twisten', tussen Jacoba van Beieren en Filips van Bourgondië werd na 1417 een aantal stadsrechten weer teruggedraaid, zo kwam Wognum onder de jurisdictie van Hoorn, doch Grootebroek, Abbekerk, Sijbekarspel, Niedorp en Winkel kregen na een verzoening met Filips van Bourgondië (Filips de Goede) weer de stadsrechten terug. Een aantal plaatsen werden in 1426 in leen gegeven door Filips aan 'edelen', deze particuliere heren zorgden voor nieuwe stadsrechten: Willem van Schagen gaf in 1427 stadsrechten aan Barsingerhorn en Haringhuizen.
Ridder Roeland van Uitkerke pakte het anders aan en schaarde de heerlijkheden St Pancras, Koedijk, Oudorp, Oterleek, Schermer, Ursem, Broek op Langedijk, N.-en Z. Scharwoude en Graft onder het nieuwe Baljuwschap van de Nieuwburg in, waarbij de baljuw in kasteel de Nieuwburg resideerde.
Voor minder belangrijke zaken hadden de dorpen in dit baljuwschap een college van Schout en Schepenen.
In 1429 werden de stadrechten van Hoogwoud ingetrokken, vanwege steun aan de 'Hoekse' Jacoba van Beieren. Toch ontving Eduard, bastaardzoon van Willem VI, in dezelfde tijd Hoogwoud als heerlijkheid in leen. Pas in 1450 kreeg Hoogwoud wederom stadsrechten.
De toenmalige landsheer, hertog Jan van Brabant, de voormalige echtgenoot van Jacoba van Beieren sloot zich aan bij Kabeljauwse partij. Hij gaf op 14 februari in 1424 (paasstijl) het bevel aan de kastelein en baljuw Gijsbrecht van Rietveld om alle oproeren, toegang van (Hoekse) ballingen of vijanden, zowel binnen als buiten Medemblik, dat slecht bewald was te voorkomen. En bovendien de stad en land rustig te houden. Dit gold in het bijzonder voor het kasteel van Medemblik. (Lit. 168)
Het conflict tussen de Hoekse en Kabeljauwse partij zette zich door. In 1426 werd de verdedigingsfunctie van het kasteel daarbij weer eens op de proef gesteld. Tijdens de strijd van Jacoba van Beieren tegen Filips de Goede, trokken haar gezinde opstandige Kennemers geleid door krijgsheer Willem Nagel, vanuit Alkmaar, via Waterland, richting Medemblik om het kasteel in te nemen. Dit mislukte, doch uiteindelijk werd de opstand bij Hoorn neergeslagen. Deze opstand staat ook bekend als de Kennemerloop.(Lit. 69)
"Welke dadinge , ende overdracht voirsz. die voirsz. Kenemers mit Kenemervolch , ende mit anders horen vrienden, ende hulperen alinghe, ende al gebroken, ende te niet gemaect hebben ende dair en boven, niet achtende die voirsz. besegelde voirwairde, weder rebell gheworden syn , ende hebben mit nuwer vergaderinghe die sloten van der Nyenburch, ende Middelburch mit ghewelde ingenomen tot horen wille, die beseten, ende binnen ghedestrueert; die stede van Monikendam becrachticht, onse guede luden aldair geslagen, gevangen, ende verderflike beschadicht. Oec syn sy voir Purmerende gheweest, ende voir onsen huse tot Medenblik, 't welke si ghaerne in ghenomen hadden. Ende voirt die stede van Eynchusen mit hulpe van ballingen ghestormt, ende gewonnen, ende onsen gueden luden doet gheslagen, beroest, verdreven, ende verjaecht, ende also veel quader saken bedreven mit crachte, ende mit ghewelde so voir Hoirne..." (Lit. 168)
Jan van Brabant overleed in 1427. In 1428 werd door Jacoba van Beieren en de Bourgondische hertog Filips de Goede; het conflict van de Hoekse- en Kabeljauwse twisten voorlopig bijgelegd (Zoen van Delft). In navolging daarvan, verwierf Filips de Goede in 1433 het graafschap van Holland, Zeeland en Henegouwen van (zijn nicht) Jacoba. De hogere rechtspraak werd overgelaten aan het, door Filips de Goede, ingestelde Hof van Holland. Het gevangen zetten van veroordeelde wetsovertreders vond op verschillende locaties plaats. Voorbeelden hiervan zijn het Slot Loevestein, het Muiderslot, de Gevangenpoort in Den Haag, maar ook.... de Gevangentoren van het kasteel van Medemblik!
Middeleeuwse rechtspleging. Uit: Sachsenspiegel, 14e eeuw. (Universitätsbibliothek, Heidelberg) |
Met Banjaert liep het beter af. Doordat hij onder bescherming stond van Filips de Goede, behield hij het kasteleinschap en schoutambacht van Medemblik. Doch na het plegen van valsheid in geschrifte werd hij in 1466 uit zijn functies ontheven. (Voor meer informatie over het voorgaande korte relaas en meer over deze corrupte kastelein Banjaert, verwijs ik graag naar een uitgebreid artikel uit 2010 van Ad Kamma op deze website).
Het was gebleken dat Albrecht, heer van Schagen zijn broers geweigerd had hun erfdeel te geven. Hierop kwam een vonnis van het Hof van Holland waarin Albrecht wordt gesommeerd om zijn broers toch hun deel te geven. Albrecht volgde de uitspraak niet op en deed net of zijn neus bloedde. Toen zijn eigen kasteel, het Slot van Schagen onder aanvoering van de proost van West-Friesland, Filips van Wassenaar, werd belegerd, gaf Albrecht zich zonder slag of stoot over. Hij werd gevangen gezet in de Gevangenpoort in Den Haag en daarna in het slot te Medemblik. Hij overleed daar op 24 augustus 1480. Filips van Wassenaar, volgde reeds eerder, in 1467, Banjaert Saij Jansz. in de functie van kastelein en dijkgraaf op. (Lit. 144)
In de akte van 19 december 1492 bleek dat de graaf een betrouwbare kastelein wenste,
"....'t zelve slot van Medemblieck gelegen opte frontieren van Westvrieslant, dat huere genaden begeren wel scerpelick ende getrouwelick bewaert te zijn..."
en benoemde daarvoor Jan van Barry.(Lit. 236)4 Deze slotvoogd was ook schout, maar eveneens dijkgraaf van de Vier Noorder Koggen (het vroegere Houtwouder- of Hoogwouderambacht) en beheerde daarnaast de tienden en de hofweide. De slotvoogd moest zes weerbare mannen op het kasteel huisvesten en onderhouden.
In 1491-92 werd het kasteel te Medemblik betrokken bij de opstand van het Kaas en Broodvolk.
Onder het gezag van de toenmalig plaatsvervangend landsheer Albrecht III van Saksen moesten 135 opstandelingen, waaronder 10 poorters van Medemblik, schaars gekleed, barrevoets en met een wit stokje in de hand (dat een teken was van onderwerping), Albrecht vergiffenis vragen. Na betaling van 300 Andriesguldens werd deze vergiffenis gegeven. (Lit. 5)
Soms maakte geldnood het noodzakelijk om het kasteel als onderpand aan te bieden. Albrecht van Saksen had namelijk 300.000 gulden voorgeschoten op de soldij van zijn soldaten te betalen. Hiervoor kreeg hij het slot als onderpand. Dit pandschap duurde tot 1515, doch hij overleed reeds in 1500.(Lit. 5)
Overzicht van enkele grafelijke afkondigingen, aanwezig in het West-Fries Archief in Hoorn. 1400-1500 (Lit. 92) |
Jaar | Document | Omschrijving |
1416 | Charter, reg. no. 36 | Willem VI van Beieren vergunt aan Dirc van Zanthorst, kastelein van Medemblik, te bedijken een stuk buitendijksch land, nabij het kasteel. |
1430 | Charter, reg. no. 39 | Willem, Heer tot Naaldwijk, Maarschalk van Holland, maakt bepalingen aangaande het leengoed van zijn neef Dirc van Zanthorst, die zijn vrijen wil mag doen met de helft van de Nesse bij Medemblik. |
1437 | Charter, reg. no. 42 | Dirc van Zanthorst sluit eene overeenkomst aangaande reeds bedijkt en ander nog in te dijken land vóór het kasteel. |
1439 | Stuk, reg. no. 45 | Philips van Bourgondie geeft het kasteleinschap en het Dijkgraafschap van Medemblik aan den Procureur-Generaal van Holland Bangaert Scey Janssoene. |
1442 | Charter, reg. no. 47 | Dirc van Zanthorst en zijne vrouw Beatrys van Rueel verkoopen voorwaardelijk aan Bartout en Dirc van Assendelft, gebroeders, vier morgen land met de tienden bij het kasteel, in de groote Nesse, wegens eene schuld van 100 gouden Engelsche nobelen. |
1442 | Charter, reg. no. 48 | Willem, Heer tot Naaldwijk, Maarschalk van Holland, schenkt aan zijn neef Dirc van Zanthorst, zeer belast met schulden, een stuk land vóór het kasteel. |
1442 | Charter, reg. no. 49 | Willem, Heer tot Naaldwijk, Maarschalk van Holland, geeft leen aan zijn neef Jan Dever van Mynden een stuk land genaamd 'Uterdijc', gelegen vóór het kasteel. |
1442 | Charter, reg. no. 50 | Jan Dever van Mynden verklaart, dat zijn neef Dirc van Zanthorst hem voorwaardelijk heeft verkocht, wegens eene schuld van 100 gouden Engelsche nobelen, het land genaamd 'Uterdijc', waarmede hij, van Mynden, door Willem tot Naaldwijk is beleend. |
1442 | Charter, reg. no. 51 | Dirc van Zanthorst verkoopt dit land aan zijn neef Jan Dever van Mynden. |
1443 | Charter, reg. no. 52 | Dirc van Zanthorst heeft dit land verkocht aan zijn neef Jan Dever van Mynden. Deze koop wordt nu goedgekeurd door Bartout en Dirck van Assendelft, gebroeders, die afstand doen van alle rechten, welke zij op dit land hadden. |
1443 | Charter, reg. no. 53 | Willem, Heer tot Naaldwijk, Maarschalk van Holland, verklaart van zijn neef Dirc van Zanthorst te hebben gekocht het in 1416 aan dezen door Willem VI ter bedijking gegeven buitendijksch land nabij het kasteel/ |
1457 | Charter, reg. no. 56 | Jan Dever van Mynden vergunt aan twee belanghebbenden twintig morgen land te bedijken in zijn uiterdijk vóór het kasteel. |
1483 | Charter, reg. no. 64 | Burgemeester, Schepenen en raden van Hoorn bekennen voldaan te zijn van eene boete, welk zij te vorderen hadden ter zake van een halven tiende en zekere percelen van landen in Dirc van Zandhorst's Nes, bij Medemblik. |
1484 | Charter, reg. no. 65 | Marytgen Claes, weduwe van Jacob die Walen, heeft 60 Rijnsche gulden op afkorting ontvangen, wegens verkoop van tienden en land in Dirc van Zanthorst's Nes. |
1485 | Charter, reg. no. 66 | Aelbrecht Symonsz en Jonkvrouwe Evert zijne vrouw, hebben aan hunne twee zoons overgedragen het land, de tienden, enz. welke zij hebben in Dirc van Zanthorst's Uiterdijk, bij Medemblik. |
Overzicht van enkele grafelijke afkondigingen inzake Banjaert Scey 1439-1449 Bron: Chronologisch Register op het vervolg van het Groot Charterboek van Van Mieris; Provinciaal Utrechts Genootschap; Utrecht; 1859 (Lit. 113) |
Datum | Document | Omschrijving |
13 Maart 1438 (1439)5 | Register Z.O. 1441-1447, Cas K. | De Hertog van Bourgondië geeft de Slotvoogdij van Medemblik en het Dijkgraafschap, voorheen aan Willem den Bastaard van Holland verleend, aan zijnen Procureur Generaal Benijaard Scey. |
9 Julij 1439 | Mauregnault, p. 245 | De Hertog gelast zijnen Kastelein te Medenblik Benijaart Scey, te zorgen dat die van Westwoude, van Hoogwoude, van Spanbroek, van Abbekerke, van Schellenhout, van Wijdenisse, van Hem, van Veenhuizen en van Sybenkarspel, ten hunnen kosten eenige kleine oorlogschepen, Bairdzen, doen maken voor den oorlog met de Wendische steden. |
13 Maart 1440 (1441) | Register Z.O. 1441-1447, Cas K. | De Hertog van Bourgondië geeft, op zekere voorwaarde, het land van Vlieland aan zijnen Secretaris en Slotvoogd van Medemblik, Benjaard Scey, te behouden zijn leven lang. |
31 Julij 1442 | Zevende Memoriaal van Rosa | Uitspraak van den Hove van Holland, bij welke Benjaard Sceij verwezen wordt tot teruggave van zekere hoeveelheden wagenschot en teer, welke door hem, wegens zeebraak, aan kooplieden van Dantzick en Hoorn waren ontnomen, boven en behalve hetgeen zij voor bergloon hadden moeten betalen. |
26 Nov. 1445 | Register Z.O. | De Hertog geeft het Schoutambacht van het eiland Wieringen, op zekere voorwaarde, aan zijnen Secretaris en Kastelein van Medemblik, Benjaard Scey. |
1 Febr. 1448 (1449) | Register Z.O. | De Hertog geeft het bestuur van geheel Vlieland aan zijnen stadhouder van Holland enz. voor zijn leven, in de plaats van Benjaart Sceij, mits van de helft van de inkomsten genietende. (In het Fransch). |
(Lit. 72) Klik hier voor de conversie van LRK naar inventarisnummers van het Archief Graven van Holland in het Nationaal Archief. |
6 pond op het baljuwschap van Medemblik (1447: waar Bengaert Scey kastelein is), uit
de visserij en de tienden. 14-3-1401: Pieter Allardsz. als leenman aangenomen, te komen op Allard, zijn zoon, LRK 52, fol. 413v. 14-1-1406: Allard Pieter Allardszz. bij dode van zijn vader, LRK 54, fol. 13v. 31-1-1447: Evert Allardsz. bij dode van Allard Pietersz., zijn vader, LRK 115 c. Friesl., fol. 3v. 13-6-1476: Allard Evertsz. bij dode van Evert Allardsz., zijn vader, LRK 118 c. Friesl., fol. 6v. 4-10-1488: Mr. Thomas Dirksz. van Medemblik bij overdracht door Allard Evertsz., LRK 120 c. Friesl., fol. 6v. |
4 pond hollands op het baljuwschap van Medemblik. 20-8-1423: Oveke Maartensz. draagt over aan de leenheer in ruil voor een deel van nr. 21, LRK 62, fol. 42v. |
Ondertussen zijn er meer inzichten gekomen over welk gebied de kasteleins van het kasteel van Medemblik zeggenschap hadden. Dit was niet louter het kasteel zelf, maar een behoorlijk complex, waarvan kan worden gezegd dat ze tot het grafelijk domein behoorden. De onderdelen zijn grofweg in te delen als:
De wal van de Hofweide werd in 1573 opgehoogd om als onderdeel van de eerste stadsomwalling te dienen. Om het uitgebreide verslag over dit onderwerp te lezen, verwijs ik naar de volgende link op deze website, een publicatie van Ben Dijkhuis in pdf-formaat (2020): An den slote tot Medebliec (3). Over de omgevingscontext van het kasteel.(Lit.217)
Theoretische plattegrond 15de eeuw. | Theoretische plattegrond 16de eeuw. | Plattegrond over het huidige kadastrale grondplan. |
Voetnoten:
1. De meeste citaten uit diverse documenten tot 1500, zijn ontleend aan J.W. Groesbeek (Lit. 5). Groesbeek noteerde helaas zijn bronnen niet. Desondanks staat zijn onderzoek als betrouwbaar bekend. Als de bron bij mij wel bekend is, vermeld ik deze (BGD).
2. Rekening van Filips van Dorp, wegens de bruiloft van Jacoba van Beijeren en Jan, hertog van Touraine. Anno 1406. Nationaal Archief; Archief Graven van Holland, 3.01.01.01, inventarisnr. 71.
3a. Rekening van Daniël van Cralingen en Gijsbrecht van Rietveld van de kost op het huis van Medemblik 29 aug. – 21 dec., 1419; Nationaal Archief; Archief van de Graven van Holland; 3.01.01, inv.nr. 1338
3b. Rekening van Floris van Borsele, trezorier, van zijn reis naar het huis te Medemblik 1419; 20 aug. – 4 sept.; Nationaal Archief; Archief van de Graven van Holland; 3.01.01, inv.nr. 1337
4. Nationaal Archief; Grafelijkheidsrekenkamer, 3.01.27.01, Commissieboeken, inv. nr. 491, fol. 221,222, 230.
5. 1438 volgens de zg. Paasstijl-kalender, die het nieuwe jaar met Pasen liet beginnen. De datum 13-03-1438 is in onze tegenwoordige tijdrekening 13-03-1439.
Geraadpleegde bronnen:
(Lit. 2, J. van Lennep, W.J. Hofdijk, deel III-1 p. 94,98,99)
(Lit. 3, D. Kransberg, H. Mils, p. 132,133)
(Lit. 5, J.W. Groesbeek, p. 298-300)
(Lit. 69, H.P.H. Jansen, p.74,75
(Lit. 92, C.J. Gonnet, p. 81-90)
(Lit. 72, J.C. Kort, p. 669-673)
(Lit. 113, J.W.E. Sterk, p. 13,15,22,28,38,58,64)
(Lit. 114, Th. van Riemsdijk, p. 172-175)
(Lit. 144, R.I.A. Nip, p. 70-74)
(Lit. 162, Codex Diplomaticus Neerlandicus, p. 161,162)
(Lit. 168, F. Van Mieris, IV, p. 280, 283, 756, 848)
(Lit. 217, B.G. Dijkhuis)
(Lit. 236, P.J. Blok, p. 47, nr. 52 (Oorkonde archief Dresden)